Voorkennis rekenen met letters h1

Wiskundeles klas 2C
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wiskundeles klas 2C

Slide 1 - Tekstslide

Programma

  • Namen rondje
  • Stukje voorkennis rekenen met letters
  • Haakjes wegwerken 1.1 (Eerste uur)
  • Zelfstandig werken (opgaven route "gewoon opgaven"
  • Breuken optellen (Volgende week)

Slide 2 - Tekstslide

Rekenen met letters

Slide 3 - Tekstslide

Bij Getallen kun je de uitkomst berekenen

Bij Letters kun je de uitkomst (alleen maar) Herleiden
Je kunt de opgave eenvoudiger oftewel korter schrijven:

Zoals bij:     a + a + a + a =       4 x a       =  4a




Slide 4 - Tekstslide

Korte herhaling van herleidenkorter schrijven:

a + a + a + a =       4 x a       = 4a

4a + 3a =   a + a + a + a      +      a + a + a  =   7 x a   =   7a
  Gelijksoortige termen (a) mag je bij elkaar optellen

7a - 2a =     a + a + a + a + a + a + a    -  a - a   =  5 x a  =  5a
  Gelijksoortige termen (a) mag je van elkaar aftrekken




Slide 5 - Tekstslide

Korte herhaling van herleidenkorter schrijven:

a + a + a + a =       4 x a       = 4a

a + b + b + a + b =   2 x a + 2 x b          =  2a + 2b




Slide 6 - Tekstslide

Korte herhaling gelijk(-soortige) termen:

Bekijk 3a + 2b - a - 5b



Slide 7 - Tekstslide

Korte herhaling gelijk(-soortige) termen:

Bekijk 3a + 2b - a - 5b



Let op:
  • - a  is hetzelfde als -1a
  • - 5b is één term.                     De 'min' hoort dus bij de 5

Slide 8 - Tekstslide

Korte herhaling gelijk(-soortige) termen:

Bekijk 3a + 2b - a - 5b


Gelijksoortige termen mag je optellen:
Dus:  3a - a  mag je optellen 
             = 2a                                         

Let op:
  • - a  is hetzelfde als -1a
  • - 5b is één term.                     De 'min' hoort dus bij de 5
3 - 1 = 2

Slide 9 - Tekstslide

Korte herhaling gelijk(-soortige) termen:

Bekijk 3a + 2b - a - 5b


Gelijksoortige termen mag je optellen:
Dus:  3a - a  mag je optellen en 2b - 5b mag je optellen
             = 2a                                         = -3b

Let op:
  • - a  is hetzelfde als -1a
  • - 5b is één term.                     De 'min' hoort dus bij de 5
3 - 1 = 2
2 - 5 = -3

Slide 10 - Tekstslide

Korte herhaling gelijk(-soortige) termen:

Bekijk 3a + 2b - a - 5b


Gelijksoortige termen mag je optellen:
Dus:  3a - a  mag je optellen en 2b - 5b mag je optellen
             = 2a                                         = -3b

Dus    3a + 2b - a - 5b = 2a - 3b
Let op:
  • - a  is hetzelfde als -1a
  • - 5b is één term.                     De 'min' hoort dus bij de 5
3 - 1 = 2
2 - 5 = -3

Slide 11 - Tekstslide

Korte herhaling gelijk(-soortige) termen:

Bekijk 3a + 2b - a - 5b


Gelijksoortige termen mag je optellen:
Dus:  3a - a  mag je optellen en 2b - 5b mag je optellen
             = 2a                                         = -3b

Dus    3a + 2b - a - 5b = 2a - 3b 
Let op:
  • - a  is hetzelfde als -1a
  • - 5b is één term.                     De 'min' hoort dus bij de 5
3 - 1 = 2
2 - 5 = -3

Slide 12 - Tekstslide