A-les 4

Huiswerk: 
vandaag
doorlezen 
paragraaf 1.3
maken 
opdrachten paragraaf 1.3
muv opdracht 1, 2, 5, 6, 8, 9, 12
plus de eindopdrachten
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Huiswerk: 
vandaag
doorlezen 
paragraaf 1.3
maken 
opdrachten paragraaf 1.3
muv opdracht 1, 2, 5, 6, 8, 9, 12
plus de eindopdrachten

Slide 1 - Tekstslide

Nakijken
huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 4  De producent moet veel klanten vinden die behoefte hebben aan het product. Bovendien wil deze producent in ruil voor het aangeboden product een geschikt goed terugontvangen. Dat valt niet mee met een grote partij aangeboden producten. De directe ruil kost met veel aanbod ook (te) veel tijd.
Opdracht 7  Specialisatie en schaalvergroting. Olieraffinaderijen produceren op grote schaal. Ze specialiseren zich in het produceren van olie.

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 10a
Bij arbeidsverdeling gaan mensen en bedrijven zich specialiseren en moeten zij een grote(re) hoeveelheid van één product zien te verkopen. Dat lukt wel bij indirecte ruil (je krijgt geld in ruil), maar niet bij directe ruil.
Opdracht 10b
Mensen en bedrijven richten zich op één of enkele taken en dan juist op die taken waar ze goed en/of snel in zijn.

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 11a
Beide partijen hebben voordeel van de ruil.
Opdracht 11b
Alou heeft € 40 – € 29,95 = € 10,05 voordeel ten opzichte van het maximale bedrag dat zij wil betalen. H&N heeft € 29,95 – € 25 = € 4,95 voordeel.
Opdracht 11c Bijvoorbeeld: H&N heeft veel concurrentie van andere modezaken. Bij een hogere prijs gaan veel klanten naar de concurrentie. Alou profiteert dus van dit gegeven.

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 13a
Bijvoorbeeld: (1) Bij een hogere prijs raakte de zaal niet uitverkocht, omdat een deel niet bereid was meer te betalen. (2) De popgroep wilde geen hogere verkoopprijs, omdat de popgroepleden bang waren voor een ‘poenerig imago’.
Opdracht 13b
Verschillende prijzen rekenen. De beste plaatsen bijvoorbeeld tegen een hogere prijs verkopen.


Slide 6 - Tekstslide

Heb je vragen over de opdrachten die je moest maken?

Slide 7 - Open vraag

Heb je nog vragen over paragraaf 1.3?

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

de intrinsieke waarde is de waarde van geld die op het biljet/munt staat
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

De hoeveelheid goederen en diensten die je in je eigen land kunt kopen

Slide 15 - Open vraag

Wat is fiduciair
A
belastbaar
B
nominaal
C
vertrouwen
D
zakelijk

Slide 16 - Quizvraag

Huiswerk: 
volgende les
doornemen 
paragraaf 1.4
maken 
opdrachten paragraaf 1.4
muv opdracht 1, 2, 3, 6, 7
plus de eindopdrachten
Op de volgende slides vind je de antwoorden van de opdrachten die je mocht overslaan: goed om eens te bekijken als je vragen hebt!

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 1a
Bijvoorbeeld: (1) Bij een hogere prijs raakte de zaal niet uitverkocht, omdat een deel niet bereid was meer te betalen. (2) De popgroep wilde geen hogere verkoopprijs, omdat de popgroepleden bang waren voor een ‘poenerig imago’.
Opdracht 1b
Verschillende prijzen rekenen. De beste plaatsen bijvoorbeeld tegen een hogere prijs verkopen.

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 2
D (bij de dubbelkop is de materiaalwaarde hoger dan de feitelijke waarde, het is een collector's item).
Opdracht 3
bron A = intrinsieke waarde 
bron B = externe waarde 
bron C = interne waarde
bron D = nominale waarde (ook wel genoemd: interne waarde)


Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 6a  De munten hadden een hoge metaalwaarde, bijvoorbeeld door de hoeveelheid goud in de munt.
Opdracht 6b  Een bankbiljet was een tegoedbon voor goud. Bij de bank kon je voor een bankbiljet een vaste hoeveelheid goud krijgen.
Opdracht 6c  Op vertrouwen. Geld functioneert zolang mensen erop vertrouwen dat ze met geld voldoende aankopen kunnen doen.



Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 7a
niet: vis is bederfelijk
Opdracht 7b
moeizaam: levende koeien zijn niet deelbaar, maar ze werden vroeger wel als geld gebruikt
Opdracht 7c
wel: peper is deelbaar, handzaam en niet bederfelijk




Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 13a  Bij de ruilfunctie.
Opdracht 13b  Als je de pas verloor, was je het geld op de chipknip kwijt, zoals je de munten en bankbiljetten kwijt bent als je je portemonnee verliest.
Opdracht 13c  Het is onzichtbaar, niet-tastbaar geld, net als het geld op de betaalrekening.
Opdracht 13d  Een steeds groter percentage van de pinbetalingen zijn ook kleine bedragen.
Opdracht 13e  Ja, klopt. Het aantal pinbetalingen onder de € 10 is (van 2011 naar 2012) flink gestegen, ongeveer 15%. Het aantal pinbetalingen bij andere bedragen is ook gestegen, maar procentueel (in verhouding) minder snel. De pinpas wordt dus naar verhouding steeds meer gebruikt bij kleinere bedragen.


e Ja, klopt. Het aantal pinbetalingen onder de € 10 is (van 2011 naar 2012) flink gestegen, ongeveer 15%. Het aantal pinbetalingen bij andere bedragen is ook gestegen, maar procentueel (in verhouding) minder snel. De pinpas wordt dus naar verhouding steeds meer gebruikt bij kleinere bedragen.





Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video