Havo 2 par. 2.2 de spreiding van steden in een land

Welkom! 
Welkom!
Leerboek, werkboek pen en Chromebook op tafel
Log vast in bij LessonUp - zie code linksonder
Tas op de grond
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom! 
Welkom!
Leerboek, werkboek pen en Chromebook op tafel
Log vast in bij LessonUp - zie code linksonder
Tas op de grond

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Herhalen 2.1
  • Nakijken maakwerk 2.1
  • Lezen en bespreken 2.2
  • (Werken aan opdrachten 2.2)

Slide 2 - Tekstslide

Istanbul is een megastad. Wat is een megastad?
A
Een stad met meer dan 1 miljoen inwoners
B
Een stad met meer dan 100 miljoen inwoners
C
Een stad met meer dan 100.000 inwoners
D
Een stad met meer dan 10 miljoen inwoners

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een wereldstad?
Geef vervolgens een voorbeeld van een wereldstad?

Slide 4 - Open vraag

2 beweringen

1. Een wereldstad is altijd een hoofdstad
2. Een megastad is altijd een wereldstad
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, bewering 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, bewering 2 is juist

Slide 5 - Quizvraag

Wat is verstedelijkingsgraad?
A
Aantal steden in een land.
B
Groei van het aantal steden in een land.
C
Percentage van de bevolking dat in steden woont.
D
Groei van de bevolking in steden.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is verstedelijkingstempo?
A
Snelheid waarmee er meer steden in een land komen.
B
De groei van de steden in oppervlakte.
C
Percentage waarmee de stedelijke bevolking jaarlijks toeneemt.
D
De groei van het aantal steden in een land.

Slide 7 - Quizvraag

8. Maak de juiste combinaties.
rijk land
arm land
arm land
rijk land
hoge verstedelijkingsgraad
lage verstedelijkingsgraad 
hoog verstedelijkingstempo 
laag verstedelijkingstempo

Slide 8 - Sleepvraag

Waarom is het verstedelijkingstempo in arme groter dan in rijke landen? geef twee redenen.

Slide 9 - Open vraag

Huiswerk nakijken
Controle!

2, 3abde, 4ad, 5, 6ad

Klassikaal 3e, 4a, 5acd

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen 2.2
  1. Je kent de betekenis van de begrippen van 2.2
  2. Je kunt minimaal 3 gebiedskenmerken noemen van plaatsen van steden ontstaan.
  3. Je kunt uitleggen waarom de relatieve ligging van invloed is op de spreiding van steden.
  4. Je kunt op basis van een bron aangeven of een stad een primate city is.
  5. Je kunt uitleggen waarom landen satellietsteden stichten.
  6. Je kunt een voorbeeld van een Nederlandse satellietstad noemen.
  7. Je kunt op basis van het stratenpatroon een Europese (middeleeuwse) stad herkennen.
  8. Je kunt een koloniale dubbelstad op basis van een plattegrond herkennen, waarbij de de medina en de ville nouvelle kunt benoemen.
  9. Je kunt uitleggen waarom oude Chinese wijken (hutongs) veranderen
    in wijken met hoogbouw.

Slide 11 - Tekstslide

Gebiedskenmerken: vragen met atlas
  1. Gebruik kaart 151A en 151B. Waar wonen in het Midden-Oosten de meeste mensen? Ga in op 2 'locaties', niet landen! Verklaar je antwoord met 151A. 
  2. Gebruik kaart 165. Waar in Japan liggen de meeste steden? Waarom daar? Geef met kaart 165 een verklaring.
  3. Gebruik kaart 167B. In welk deel van China wonen de meeste mensen? Geef met kaart 166A 2 verklaringen en met kaart 164 1 verklaring.
  4. Gebruik kaart 22. Dordrecht kon in de Middeleeuwen uitgroeien tot belangrijke stad. Welk gebiedskenmerk maakte dit mogelijk?
Antwoorden
  1. Aan de kust en langs rivieren. Het Midden-Oosten is erg droog. Men gaat op plekken wonen waar voldoende (zoet)water is.
  2. De meeste steden vind je aan de kust. De kust is vlak, binnenland is bergachtig.
  3. De meeste mensen wonen in het oosten. Het westen is te droog, in de winters te koud en te bergachtig.
  4. Dordrecht ligt bij het drierivierenpunt wat goed was voor de handel.

Slide 12 - Tekstslide

Gebiedskenmerken:
Niet elk gebied is dus geschikt voor steden. 

Wel geschikt: voldoende neerslag, niet te koud, bereikbaar (rivieren, wegen), vlak, vruchtbaar, aan de kust.

Slide 13 - Tekstslide

Relatieve ligging
Relatieve ligging = ligging ten opzichte van andere plaatsen. 'Papendrecht ligt 20km ten oosten van Rotterdam, is 20 minuten rijden etc. 

  • midden in het land, of juist aan de grens/ kust
  • goede verbindingen met andere steden

Bijvoorbeeld: Brussel 'spin in het web'

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag!
Opgave 2 en 3 worden gemaakt. Toelichting venndiagram opgave 3.

Atlaskaarten opgave 2:
B: 236-237
C: 186 en 229A

Tijd: 15 min. Daarna klassikaal nabespreken

Slide 15 - Tekstslide

Primate city
De primate city is de grootste en meest dominante stad in een regio op gebied van bevolking en functies (politiek, cultureel en economisch).

Ongeveer vijf keer groter dan de tweede stad (soms ook minder…)

Lagos en Bangkok zijn voorbeelden


Primate cities vind je vaak in arme landen. In deze landen trekken veel mensen naar de/ een stad vanwege economische kansen. Daarnaast groeit de bevolking in deze landen snel, waardoor een dergelijke stad snel kan groeien

Slide 16 - Tekstslide

Satellietstad
Nieuwe stad, buiten de oude stad, om de oude stad te ontlasten en om de bevolking te spreiden.
Voorbeeld: Caïro - heeft diverse satellietsteden (new towns) en Egypte krijgt zelfs een nieuwe hoofdstad!
Nieuwe hoofdstad
Egypte krijgt een nieuwe hoofdstad, maar heeft nog geen naam.
  • Congestie verkeer en OV in Caïro met vuile lucht
  • Huizencrisis in Caïro
  • Bouw nieuwe stad levert werk op
  • Veiligheid: niewe stad is beter te beveiligen

Slide 17 - Tekstslide

Satellietstad Zoetermeer
Er was veel behoefte aan woningen in en rondom Den Haag. Den Haag wilde Leidschendam als satellietstad. Dit werd uiteindelijk Zoetermeer omdat Zoetermeer bereid was wel uit te breiden

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag!
Opgave 4 wordt gemaakt

Atlaskaart 4A: 185

Tijd: 8 min. Daarna klassikaal nabespreken

Slide 19 - Tekstslide

Historische plattegrond steden
Europese (middeleeuwse) stad

Grachten, smalle en kronkelige stratenpatroon, centraal plein met kerk. Ruimte was schaars omdat binnen de stadsmuren gebouwd moest worden.

Slide 20 - Tekstslide

Koloniale dubbelstad
Stad met een oud (islamitisch) centrum (medina) en een modern deel uit de koloniale tijd (ville nouvelle).


Medina
Smalle, doodlopende straten/ steegjes en ramen vaak hoger dan ooghoogte (privacy!), ommuurd

Medina (2)
Ville nouvelle
Door de koloniale machten (in geval van Marokko was dat Frankrijk) werden moderne stadsdelen tegen de medina gebouwd. Het straatpatroon is recht, breed met Euopese gebouwen. Vb. Marrakech.

Slide 21 - Tekstslide

Chinese oude steden
Hutongs (vertaling: steegje
  • Smalle straatjes (slecht bereikbaar) volgens grid
  • Hoge bebouwingsdichtheid (klein huis)
  • Gemeenschappelijk sanitair.

Tegenwoordig worden hutongs gesloopt en komt er hoogbouw

Hoogbouw vanwege grote bevolking en snelle groei steden: er zijn snel veel woningen nodig.

Slide 22 - Tekstslide

Bij welke van onderstaande situaties is sprake van een primate city?
A
#1 Londen: 7,6 mln #2 Birmingham: 2,3 mln
B
#1 Parijs: 9,6 mln #2 Marseille: 0,8 mln
C
#1 Amsterdam 0,86 mln #2 Rotterdam: 0,58 mln
D
#1 Shanghai: 23 mln #2 Peking: 19,5 mln

Slide 23 - Quizvraag

Gebruik atlaskaart 70 en 72.
Verklaar de ligging van steden in Noorwegen.

Slide 24 - Open vraag

Welk begrip past bij deze foto?
Noem een kenmerk van de ville nouvelle.

Slide 25 - Open vraag

Beschrijf minimaal twee kenmerken van het westerse stadsdeel van een koloniale dubbelstad

Slide 26 - Open vraag

Welke zin geeft een juiste weergave van de relatieve ligging van Leiden?
A
Leiden ligt boven Den Haag
B
Leiden ligt rechtsboven Den Haag
C
Leiden ligt ten noorden van Den Haag
D
Leiden ligt ten noordoosten van Den Haag.

Slide 27 - Quizvraag

De stad hierop de achtergrond is
A
een stad met historische stadskern
B
Een recent gebouwde stad
C
Een koloniale dubbelstad
D
Een Chinese stad

Slide 28 - Quizvraag

Huiswerk
Leren par. 2.1 en 2.2 (presentaties, aantekeningen en boek).

Maak van 2.2: 5 (vraag 5c: gebruik bron 16), 6 (met behulp van startopdracht aantekenblad).

Slide 29 - Tekstslide