Taal woordsoorten groep 7

taal woordsoorten groep 7
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

taal woordsoorten groep 7

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Mijn moeder
heeft
mijn brood
gesmeerd

Slide 2 - Sleepvraag

Noem alle woordsoorten op die je kent.

Slide 3 - Open vraag

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Slide 4 - Open vraag

Wat is een voegwoord?

Slide 5 - Open vraag

Noem alle lidwoorden?

Slide 6 - Open vraag

Woordsoort 1: zelfstandig naamwoord

Woordsoort 2: werkwoord

Woordsoort 3: lidwoord

Willem
klokje
Fietst
drinken
een
opgegeten
gemaakt
hond
het
aardbeien

Slide 7 - Sleepvraag

zelfstandignaamwoord

voorzetsel

bijvoeglijknaamwoord

Welke woordsoort is achter? 
Welke woordsoort is groot?
Welke woordsoort is lamp?

Slide 8 - Sleepvraag

Schuif het werkwoord naar het juiste onderwerp.
Tekst
Hij....
Ik ....
Wij ....
loopt
klop
gooien
betekent
reken
gamen
raad
wordt

Slide 9 - Sleepvraag

Lidwoord
Zelfst. naamw.
Werkwoord
Bijvoeglijk naamw.
Voorzetsel
De
hond
loopt
naar
het
grote
veld.

Slide 10 - Sleepvraag

Wat is het voegwoord in de zin:

Ik ga vandaag taart eten, want mijn oma is jarig.
A
Ik
B
vandaag
C
want
D
jarig

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?

Ik heb hele mooie voetbalschoenen gekocht.
A
heb
B
gekocht
C
hele
D
mooie

Slide 12 - Quizvraag

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Papa
wil
met
een
ouderwetse
trein
door
Duitsland
reizen.

Slide 13 - Sleepvraag

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Aan
het
water
zat
een
slaperige
visser.

Slide 14 - Sleepvraag

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Op
maandag
zit
Larissa
achter
de
kassa.

Slide 15 - Sleepvraag