41.1 Diatoets en voorzetsels bij landennamen en plaatsen

BONJOUR &



Semaine 41, cours  1
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

BONJOUR &



Semaine 41, cours  1

Slide 1 - Tekstslide

  • Unité 1
  • app 7 + 10
  • ga naar: 
https://quizlet.com/733429868/libre-service-2-vwo-unite-1-apprendre-7-et-10-flash-cards/

Slide 2 - Tekstslide

Départ
  1. Dernier cours:  Dernier semaine
  2. BUT de ce cours: Finir Unité 1


AUJOURD'HUI:
  1. Check-in  - Quizlet
  2. Grammaire Voorzetsels (ensemble)
  3.  Lesson-up 39.3 (voozetsels finir) et 41.1 
  4. D-test 
  5. Fin du cours 

Slide 3 - Tekstslide

Voorzetsels bij landen en steden/dorpen

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van de les ken ik de voorzetsels van landen en steden in het Frans. 

Slide 5 - Tekstslide

Villes / villages
Om een stad of dorp aan te geven gebruik je het voorzetsel 'à'. 

Voorbeeld:
        Je vais à Paris 
        Je vais à Hardinxveld

Slide 6 - Tekstslide

Continents
Om continenten aan te geven gebruik je het voorzetsel 'en'. 

Voorbeeld:
        En Afrique  En Asie
        En Europe  En Amérique
        En Océanie
        

Slide 7 - Tekstslide

Pays
  • Bij landen heb je drie opties: en / au / aux

  • Om te bepalen welk voorzetsel bij welk land hoort, moet je het geslacht weten van het land. 



Slide 8 - Tekstslide

Pays 
  • 'En
  • Féminin (vrouwelijk)
  • Eindigen op een 'e'
    (en Espagne) (en France)

Slide 9 - Tekstslide

Pays
  • 'au'
  • Masculin (mannelijk)
  • Eindigt niet op een e 
    ( au Danemark)( au Canada, au Pérou, au Japon) 

Slide 10 - Tekstslide

Pays
  • Aux
  • Pluriel (meervoud, eindigt meestal op een -s)

Voorbeeld: 
        Aux États-Unis
        Aux Pays-Bas

Slide 11 - Tekstslide

Résumé
À =  dorp en steden
En = continenten en vr. landen
Au = mannelijke landen
Aux = Landen meervoud

Slide 12 - Tekstslide

Noa habite.........Espagne
A
en
B
au
C
à
D
aux

Slide 13 - Quizvraag

Je suis ........Danemark
A
en
B
au
C
à
D
aux

Slide 14 - Quizvraag

Je vais demain.......Pays-Bas
A
à
B
en
C
au
D
aux

Slide 15 - Quizvraag

Belgique
A
Masculin
B
Féminin
C
Pluriel

Slide 16 - Quizvraag

Tu habites......Lille
A
en
B
au
C
à
D
aux

Slide 17 - Quizvraag

à
en
au
aux
Italie
Bruxelles
Pays-Bas
Luxembourg
Paris
États-Unis
Pérou
Asie

Slide 18 - Sleepvraag

Résumé
Nederlands: in / naar
Frans:       à -     bij steden
                    au-   bij mannelijke landen (le)
                    en -  bij vrouwelijke landen (la) - eindigen op e !!!
                    aux- bij landen in meervoud (les)

Slide 19 - Tekstslide

Qu'est-ce que tu as appris ?
Tu as une question?

Slide 20 - Open vraag

Voorzetsels bij steden/landen & Vertaling van in/naar
-Marc habite à Bruxelles.
-J'ai été en France.
-Tu vas aux Etats-Unis?
-Non, je vais au Portugal.

Slide 21 - Tekstslide

Diatoets
  1. Individuellement 1.8 (light)
    - deel 1  test grammaire           (ex. B, C1 et C2)
  2. - deel 2  Au choix                        (grammaire ex. E et F)
!! Niet af?: woensdag na 15 uur terugkomen.
timer
1:00

Slide 22 - Tekstslide

LE TEST (Lire)
1. Moment: demain
2. Niveau: A1 (+)
3. Durée: 50 minutes
4. Compétence: Lire
5. Thème: Texte 3 page 28/29

Qu'est-ce que tu vas apprendre?

Slide 23 - Tekstslide

Passé Composé: Ik heb gespeeld
A
Vous suis joué
B
Tu as joué
C
J'ai jouer
D
J'ai joué

Slide 24 - Quizvraag

Passé Composé: Hij heeft gedaan
A
Il a fait
B
Il as fairé
C
Ils ont faire
D
Il est fait

Slide 25 - Quizvraag

Passé Composé: Ik ben geweest
A
Je suis être
B
Je suis êté
C
J'ai été
D
J'ai être

Slide 26 - Quizvraag

Passé Composé: Jij hebt een fijne vakantie gehad.
(let op P.C. + volgorde zin)
A
Tu as de bonnes vacances passé
B
Tu as passé de bonnes vacances
C
De bonnes vacances tu passer
D
Tu passes de bonnes vacances

Slide 27 - Quizvraag

Hoe vaak is hier de passé composé gebruikt?

Slide 28 - Open vraag

Fin: Devoirs

1. Faire 
- Diatoets 

2. Apprendre 
- herhaling U1


Slide 29 - Tekstslide

Check-out question: Hoe zeg je "Ja, het was super!"

Slide 30 - Open vraag

Comment était le cours?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

au prochain cours!

Slide 32 - Tekstslide