Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Les 7 Taallab (tegenwoordige tijd + imperatief)
Les 7
Taallab
1 Tegenwoordige tijd en imperatief
1 / 37
volgende
Slide 1:
Tekstslide
In deze les zitten
37 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Les 7
Taallab
1 Tegenwoordige tijd en imperatief
Slide 1 - Tekstslide
Taallab
Deze les ga je zelfstandig maken.
Volg de instructies.
Slide 2 - Tekstslide
Tegenwoordige tijd en imperatief
Slide 3 - Tekstslide
Onderwerp en persoonsvorm
Slide 4 - Tekstslide
Persoonsvorm
Persoonsvorm
= vervoegde vorm van het werkwoord
-->
Ja-neevraag
stellen
--> Persoonsvorm komt op de eerste plaats
Bv. Ik wandel in het bos.
-->
Wandel
ik in het bos?
Wandel
= persoonsvorm
Slide 5 - Tekstslide
Onderwerp
Onderwerp
=
-->
Wie/wat
+ persoonsvorm
Bv. Wij kopen een laptop.
--> Wie/wat kopen een laptop? Wij = onderwerp
Slide 6 - Tekstslide
Zo (redden) je het nooit.
A
redt
B
red
C
redden
Slide 7 - Quizvraag
(Verzenden) je e-mail naar meteen.
Slide 8 - Open vraag
Au! Mijn hand (bloeden)!
A
bloedt
B
bloed
C
bloeden
Slide 9 - Quizvraag
Die leerling (antwoorden) nooit op de vraag.
Slide 10 - Open vraag
Mijn broer (aarden) niet in die drukke klas.
A
aart
B
aard
C
aardt
Slide 11 - Quizvraag
Tegenwoordige tijd en imperatief
Maak nu oefening 1 op p. 71 en verbeter. (zie volgende slide)
Slide 12 - Tekstslide
Tegenwoordige tijd en imperatief
Oplossingen oefening 1 op p. 71
1. red 6. Braad 11. Word
2. Verzend 7. Hoed 12. biedt
3. bloedt 8. Landt 13. Laad
4. antwoordt 9. vermoedt 14. scheldt
5. aardt 10. Benijd 15. opwindt
Slide 13 - Tekstslide
Tegenwoordige tijd en imperatief
Maak oefening 2 op p. 72 en verbeter via Pelckmans Portaal.
Slide 14 - Tekstslide
(Stellen) je het volgende voor.
A
stelt
B
stel
Slide 15 - Quizvraag
Na een nachtje stappen (belanden) je uitgeput bij jouw huis.
Slide 16 - Open vraag
Je (constateren) dat je jouw huissleutel niet bij je hebt.
A
constateerd
B
constateert
Slide 17 - Quizvraag
Je (proberen) eerst via de garage binnen te geraken.
Slide 18 - Open vraag
Maar als dat niet lukt, (wenden) jij je tot de buurvrouw.
A
wendt
B
wend
C
went
Slide 19 - Quizvraag
Je (luiden) de bel, maar niemand (antwoorden)
Slide 20 - Open vraag
Tegenwoordige tijd en imperatief
Maak nu oefening 3 op p. 73 en verbeter. (zie volgende slide)
Slide 21 - Tekstslide
Tegenwoordige tijd en imperatief
Oplossingen oefening 3 op p. 73
1. Stel 5. wend 9. bloedt 13. schud
2. beland 6. luidt 10. panikeert 14. verwondt
3. constateert 7. antwoordt 11. verwittigt 15. red
4. probeert 8. vindt 12. Zend
Slide 22 - Tekstslide
Hoe (worden) ik een echte keukenchef? Tips?
A
wordt
B
wort
C
word
Slide 23 - Quizvraag
Grote plannen? Weet je wat ik jou (aanraden)? (Wenden) je tot een keukenboek, man!
A
aanraadt, wend
B
aanraad, wendt
C
aanraad, wend
Slide 24 - Quizvraag
Op zondag (braden) mijn vader wel eens een lekker stukje vlees.
Slide 25 - Open vraag
Wat (gebeuren) er hier?
Slide 26 - Open vraag
Tegenwoordige tijd en imperatief
Maak nu oefening 4 op p. 73 en verbeter. (zie volgende slide)
Slide 27 - Tekstslide
Tegenwoordige tijd en imperatief
Oplossingen oefening 4 op p. 73
1. Word 6. verbrod 11. redt
2. aanraad 7. gebeurt 12. belooft
3. Wend 8. scheidt 13. vermoed
4. braadt 9. toevoegt 14. Vermijd
5. verwaarloost 10. kruidt 15. aanvaard
Slide 28 - Tekstslide
Ze (rammen) met haar vingers op het toetsenbord.
A
ramd
B
ramdt
C
ramt
Slide 29 - Quizvraag
Ze (houden) enorm van first person shooters.
Slide 30 - Open vraag
Beneden hoort ze hoe een deur langzaam (openschuiven)
Slide 31 - Open vraag
(Vinden) je dat niet verdacht?
A
vindt
B
vind
C
vint
Slide 32 - Quizvraag
Door een kier ziet ze dat het licht (branden).
Slide 33 - Open vraag
(Vermoorden) me niet!
Slide 34 - Open vraag
Tegenwoordige tijd en imperatief
Maak nu oefening 5 op p. 74 en verbeter. (zie volgende slide)
Slide 35 - Tekstslide
Tegenwoordige tijd en imperatief
Oplossingen oefening 5 op p. 74
1. ramt 6. brandt 11. sms't
2. houdt 7. wordt 12. antwoordt
3. openschuift 8. went 13. gilt
4. Vind 9. inbeeldt 14. Vermoord
5. begeeft 10. schudt 15. Dood
Slide 36 - Tekstslide
Taallab
Het deel van tegenwoordige tijd en imperatief is afgerond.
Ga naar de volgende les (= onderwerp en persoonsvorm).
Slide 37 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Les 7 Taallab (tegenwoordige tijd en imperatief)
Oktober 2024
- Les met
29 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Les 7 Taallab (opfrissing theorie + schooltaalwoorden)
Oktober 2024
- Les met
51 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Les 7 Taallab (schooltaalwoorden)
Oktober 2024
- Les met
26 slides
Les 7 Taallab (schooltaalwoorden)
Oktober 2024
- Les met
26 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Les 14 Taallab
November 2024
- Les met
43 slides
Les 14 Taallab (OVT en VD + schooltaalwoorden)
29 dagen geleden
- Les met
18 slides
Les 14 Taallab (naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde)
29 dagen geleden
- Les met
38 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Werkwoordspelling
September 2024
- Les met
12 slides
Nederlands
Secundair onderwijs