In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Ontdek de Juiste Hypotheekvormen
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je alle verschillende hypotheekvormen noemen en hun kenmerken beschrijven, en weet je welke hypotheek in welke situatie de beste optie is.
Slide 2 - Tekstslide
Vertel de studenten wat ze zullen leren en waarom het belangrijk is om deze informatie te kennen.
Wat weet jij al over hypotheekvormen?
Slide 3 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Slide 1: Annuïteitenhypotheek
Een annuïteitenhypotheek is een hypotheek waarbij je elke maand een vast bedrag betaalt. Dit bedrag bestaat uit rente en aflossing. Op deze manier betaal je elke maand hetzelfde bedrag.
Slide 4 - Tekstslide
Leg uit wat een annuïteitenhypotheek is en hoe deze werkt. Laat de studenten weten wanneer dit type hypotheek geschikt is.
Slide 2: Lineaire hypotheek
Een lineaire hypotheek is een hypotheek waarbij je elke maand een vast bedrag aflost. Omdat je elke maand minder geld leent, betaal je ook steeds minder rente.
Slide 5 - Tekstslide
Leg uit wat een lineaire hypotheek is en hoe deze werkt. Laat de studenten weten wanneer dit type hypotheek geschikt is.
Slide 3: Aflossingsvrije hypotheek
Bij een aflossingsvrije hypotheek betaal je alleen rente en los je niets af. Aan het einde van de looptijd moet je de hele hypotheekschuld in één keer aflossen.
Slide 6 - Tekstslide
Leg uit wat een aflossingsvrije hypotheek is en hoe deze werkt. Bespreek de risico's van deze hypotheekvorm.
Slide 4: Spaarhypotheek
Bij een spaarhypotheek betaal je elke maand rente en premie voor een levensverzekering. Aan het einde van de looptijd heb je genoeg gespaard om de hypotheek af te lossen.
Slide 7 - Tekstslide
Leg uit wat een spaarhypotheek is en hoe deze werkt. Bespreek de voordelen en nadelen van deze hypotheekvorm.
Slide 5: Beleggingshypotheek
Bij een beleggingshypotheek betaal je elke maand rente en beleg je in beleggingsfondsen. Aan het einde van de looptijd moet je de hypotheek aflossen met het rendement van de beleggingen.
Slide 8 - Tekstslide
Leg uit wat een beleggingshypotheek is en hoe deze werkt. Bespreek de voordelen en risico's van deze hypotheekvorm.
Slide 6: Aflossingsvrij of niet?
Wanneer is een aflossingsvrije hypotheek de beste keuze? Wanneer kun je beter kiezen voor een andere hypotheekvorm?
Slide 9 - Tekstslide
Stel deze vraag aan de klas en laat ze in tweetallen of groepjes discussiëren. Bespreek daarna de antwoorden met de hele klas.
Slide 7: Kenmerken van hypotheekvormen
Wat zijn de belangrijkste kenmerken van elke hypotheekvorm? Maak een tabel waarin je deze kenmerken voor elke hypotheekvorm op een rijtje zet.
Slide 10 - Tekstslide
Laat de studenten deze tabel maken en bespreek de antwoorden als klas.
Slide 8: Hypotheekadvies
Hoe geef je het beste hypotheekadvies? Waar moet je op letten? Bespreek dit met de klas.
Slide 11 - Tekstslide
Stel deze vraag aan de klas en laat ze in tweetallen of groepjes discussiëren. Bespreek daarna de antwoorden met de hele klas.
Slide 9: Toets je kennis
Welke hypotheekvorm past het beste bij deze hypothetische situatie? (Geef een situatie.)
Slide 12 - Tekstslide
Laat de studenten deze vraag individueel beantwoorden en bespreek de antwoorden als klas.
Slide 10: Conclusie
Wat hebben we vandaag geleerd? Waarom is het belangrijk om de verschillende hypotheekvormen te kennen?
Slide 13 - Tekstslide
Herhaal de belangrijkste leerpunten en beantwoord eventuele vragen van de studenten.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 14 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 15 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 16 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.