Ruilen over de tijd en pensioenen

Vandaag
Herhaling Verzekeringen, CPI, pensioenen & nieuwe stof ruilen over de tijd


1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vandaag
Herhaling Verzekeringen, CPI, pensioenen & nieuwe stof ruilen over de tijd


Slide 1 - Tekstslide

Wat is moreel wangedrag

Slide 2 - Open vraag

Wat kan een verzekeringsmaatschappij ondernemen tegen moreel wangedrag?

Slide 3 - Open vraag

Wat is averechtse selectie?

Slide 4 - Open vraag

De verkoper van een auto weet of deze goed functioneert, de koper weet dit niet. Dit is een vorm van:
A
Asymmetrische informatie
B
risico-aversie
C
Averechtse selectie
D
Averechtse informatie

Slide 5 - Quizvraag

Uit cijfers blijkt dat ook mensen met weinig of geen risico hun fiets verzekeren. Dit is een voorbeeld van:
A
Asymmetrische informatie
B
Risico-aversie
C
Averechtse selectie
D
Moreel wangedrag

Slide 6 - Quizvraag

Het CPI

Slide 7 - Tekstslide

CPI

Slide 8 - Tekstslide

Berekening CPI

Slide 9 - Tekstslide

Pensioenen!

Slide 10 - Tekstslide

3 Pijlers pensioen
Pijler 3: Zelf gespaard


Pijler 2: Bedrijfspensioen =Collectief bedrijfspensioen

Pijler 1: AOW uitkering

Slide 11 - Tekstslide

Welke uitkering krijg je van de overheid als je 66+ bent?
A
WAO
B
Pensioen
C
AOW
D
Loon

Slide 12 - Quizvraag

Iedereen in Nederland heeft een aanvullend pensioen (=bedrijfspensioen)
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Wat was ook alweer het omslagstelsel?

Slide 14 - Open vraag

AOW
Pensioen
kapitaal dekkingsstelsel
Omslagstelsel

Slide 15 - Sleepvraag

AOW werkt volgens het omslagstelsel.

Slide 16 - Tekstslide

Het bedrijfspensioen wordt gefinancierd via het ....
A
Omslagstelsel
B
Kapitaaldekkingstelsel

Slide 17 - Quizvraag

Bedenk een nadeel van het kapitaaldekkingsstelsel

Slide 18 - Open vraag

Ruilen over de tijd

Slide 19 - Tekstslide

Ruilen over de tijd: sparen 
  • Geld is een ruilmiddel 
  • Sparen is het niet uitgeven van een deel van je inkomsten. Je stelt je besteding uit

Slide 20 - Tekstslide

Ruilen over de tijd
Waarom is investeren in onderwijs door de overheid ‘ruilen over de tijd’?
Het kost nu geld -->maar als de beroepsbevolking hoger is opgeleid, leidt dat tot een hoger nationaal product (BBP) en dus hogere belastinginkomsten later.

Slide 21 - Tekstslide

Hoofdstuk 9: Gezinnen over de tijd
De essentie van dit hoofdstuk is dat gezinnen ook ruilen over de tijd. 
Dit doen ze door bijvoorbeeld in zichzelf te investeren of door te lenen of juist te sparen. 

Slide 22 - Tekstslide

Inter = Tussen

Tempo(reel) = Tijd. 

Intertemporele ruil houdt in dat je ruilt over tijd. 


Slide 23 - Tekstslide

Je kunt op twee manieren naar je financiële situatie kijken:
1. Per levensfase kan je bekijken wat er in die periode 
financieel gezien is gebeurd. = Stroomgrootheid 


2. Je kunt ook bekijken wat er op een bepaald moment financieel gezien is gebeurd. = Voorraadgrootheid 
Stroomgrootheid:
Grootheid die per tijdseenheid wordt gemeten.
Voorbeelden zijn inkomsten en uitgaven.

Voorraadgrootheid:
Grootheid die op een bepaald tijdsstip wordt
gemeten. Voorbeelden zijn bezittingen en schulden.

Slide 24 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van een stroomgrootheid voor gepensioneerden?
A
Totale waarde vermogen
B
Maandelijkse AOW-uitkering
C
waarde v/d woning
D
Spaarrekening

Slide 25 - Quizvraag

Een voorbeeld van een stroomgrootheid is ....
A
winst v/d afgelopen maand
B
banktegoed
C
huidige waarde machine
D
eigen vermogen

Slide 26 - Quizvraag

De winst van een bedrijf over 2017 is €60.000.
A
Voorraadgrootheid
B
Stroomgrootheid

Slide 27 - Quizvraag

Het loon dat je op je bankrekening krijgt bijgeschreven voor je bijbaantje
A
voorraadgrootheid
B
stroomgrootheid

Slide 28 - Quizvraag

Je hebt aan het eind van het jaar €350 op je spaarrekening staan.

A
Voorraadgrootheid
B
Stroomgrootheid

Slide 29 - Quizvraag

De hoeveelheid leerlingen op school
A
voorraadgrootheid
B
stroomgrootheid

Slide 30 - Quizvraag

Is je uiteindelijke studieschuld een voorraadgrootheid of een stroomgrootheid?
A
Voorraadgrootheid
B
Stroomgrootheid?

Slide 31 - Quizvraag

Is de aflossing van je lening een stroomgrootheid of een voorraadgrootheid?
A
Stroomgrootheid
B
Voorraadgrootheid

Slide 32 - Quizvraag

Profijtbeginsel/draagkrachtbeginsel
Draagkracht: De sterkste schouders
dragen de zwaarste lasten 
(vb inkomstenbelasting)

Profijtbeginsel: De gebruiker betaalt. 
(vb: Hondenbelasting, parkeerheffing)

Slide 33 - Tekstslide

Profijtbeginsel
De overheid past soms het profijtbeginsel toe. Dat betekent dat je betaalt als je ergens gebruik van maakt.

Slide 34 - Tekstslide

Wegenbelasting is een voorbeeld van het profijtbeginsel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quizvraag