In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
ELE oefentoets
Slide 1 - Tekstslide
We hebben een weerstand van 10 Ohm. Spanning is 24V. Welke stroom loopt er door de kabel?
Slide 2 - Open vraag
2 weerstanden in serie. R1 = 6 Ω en R2 = 8Ω. De stroom is 4A Wat is de spanning?
Slide 3 - Open vraag
Waar of niet waar ? Stroom loopt van plus naar min!
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quizvraag
Door een dunne lange draad loop een elektrische stroom van 2A. De spanning is 50V. Bereken de weerstand van de dunne draad.
Slide 5 - Open vraag
Twee weerstanden zijn in serie aangesloten op een spanningsbron van 15 V. De ampèremeter geeft dan een aanwijzing van 1,5 A. Over weerstand R1 wordt een spanning van 6 V afgelezen. Teken het schema en bereken de weerstandwaarden van R1 en R2.
Slide 6 - Open vraag
1,5 MΩ = hoeveel ? Ω
Slide 7 - Open vraag
100mA = .... A ?
Slide 8 - Open vraag
15KΩ = .... Ω
Slide 9 - Open vraag
Bereken de Rv
Slide 10 - Open vraag
Bereken de I totaal
Slide 11 - Open vraag
RV = 20 Ω Bereken weerstand R2
Slide 12 - Open vraag
Een LED lampje van 5V - 30mA moet worden aangesloten op een netspanning van 12V. Teken het schema en bereken de weerstand van de voorschakelweerstand hiervoor nodig.
Slide 13 - Open vraag
Als je een 1800 Watt voeding hebt op 230V spanning, met welke waarde zeker je deze?
A
10V
B
10A
C
8V
D
6A
Slide 14 - Quizvraag
Als je de fasespanning zou meten in Nederland dan is deze:
A
24V
B
230V
C
380V
D
400V
Slide 15 - Quizvraag
Kijk naar het plaatje. De motor is aangesloten in:
A
Ster
B
Driehoek
C
Ster / Driehoek
D
niet goed aangesloten
Slide 16 - Quizvraag
Als we spreken over contactnummers 1 en 2 dan spreken we over een ?
A
Maakcontact
B
verbreekcontact
C
wisselcontact
D
draaicontact
Slide 17 - Quizvraag
Welk symbool zien wij afgebeeld?
A
LED lamp
B
Glaszekering
C
Diode
D
Schakelaar
Slide 18 - Quizvraag
Welk component zien we op het plaatje?
A
Relais
B
Smeltveiligheid
C
Noodstop installatie
D
Installatie automaat
Slide 19 - Quizvraag
Een frequentieregelaar regelt:
A
Dat de spanning omhoog en laag gaat
B
Dat de stroom frequentie geregelt wordt
C
Dat het toerental geregeld wordt
D
Dat de motor goed beveiligd wordt.
Slide 20 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen een voeding en een tranformator?