MAW A5 Verandering alle quiz vragen

Quiz verandering
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Quiz verandering

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verandering verwijst naar
A
richting en tempo van ontwikkelingen in de samenleving
B
de onmogelijkheden deze te beïnvloeden
C
geen van beide
D
allebei

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het hoofdconcept verandering heeft .. kernconcepten
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem de zes kernconcepten bij het hoofdconcept verandering

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Rationalisering gaat over
A
systematiseren en ordenen
B
het voorspelbaar en beheersbaar maken van de werkelijkheid
C
het doelgericht inzetten van middelen
D
het zo efficiënt en effectief mogelijk resultaten behalen

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

KERNCONCEPT Rationalisering (1)
Het proces van het                  en systematiseren van de werkelijkheid met de bedoeling haar                           en beheersbaar te maken en van het                        inzetten van middelen om zo efficiënt en                 mogelijke resultaten te bereiken.
            ordenen
            effectief
        voorspelbaar
          doelgericht

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke paradigma's zijn er

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Actor
Structuren
rationele-actor-paradigma
Sociaal-constructivisme-paradigma
Conflict-paradigma
functionalisme-paradigma

Slide 8 - Sleepvraag

Actor: 
rationele-actor paradigma
sociaal-constructivisme

Structuren:
functionalisme paradigma
conflict-paradigma
Conflict
consensus
Rationele-actor-paradigma
Conflict-paradigma
sociaal-constructivisme-paradigma
functionalisme-paradigma

Slide 9 - Sleepvraag

conflict:
conflict paradigma
rationele-actor paradigma

consensus:
sociaal-constructivisme paradigma
functionalisme paradigma
Past onderstaande uitspraak wel/niet bij het functionalisme paradigma:

Als mensen meer te besteden hebben kunnen ze meer activiteiten ontplooien zoals festivals bezoeken.

A
wel
B
niet

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past onderstaande uitspraak wel/niet bij het conflict paradigma:

Als alle mensen evenveel verdienen ontstaan er conflicten tussen bijvoorbeeld chirurgen en vuilnisvrouwen.

A
wel
B
niet

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past onderstaande uitspraak wel/niet bij het rationele actor paradigma:

Mensen ordenen zelf hun leven door zelf te bepalen welke carrière ze kiezen, of ze trouwen en of ze kinderen krijgen.

A
wel
B
niet

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Individualisering gaat over
A
het vergroten van zelfstandigheid
B
meer voor jezelf opkomen
C
meer dingen zelfstandig doen dan in de groep
D
het streven van het liberalisme

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Institutionalisering, een voorbeeld is
A
de bushalte
B
het huwelijk
C
het park
D
de school

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij democratisering

A
veranderen machts- en gezagsverhoudingen
B
krijgen burgers met minder macht meer inspraak

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Staatsvorming betekent
A
institutionalisering van een land
B
eenwording van verschillende gebieden
C
het overgaan van monarchie naar republiek
D
institutionalisering van politieke macht tot een staat

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Losse gebieden met lokale heersers worden samengevoegd met een machtig staatshoofd.
A
economische ontwikkeling
B
culturele ontwikkeling
C
politieke ontwikkeling

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Andere landen mogen zich niet mengen in interne zaken van een staat (non-interventiebeginsel)
A
economische ontwikkeling
B
culturele ontwikkeling
C
politieke ontwikkeling

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kolonialisme werd in de 19e eeuw vermoedelijk vooral gerechtvaardigd door te wijzen op het belang van gegarandeerde goedkope grondstoffenlevering.
A
economische ontwikkeling
B
culturele ontwikkeling
C
politieke ontwikkeling

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er ontstond tijdens de Gouden Eeuw een grote en zeer rijke klasse van kooplieden.
A
economische ontwikkeling
B
culturele ontwikkeling
C
politieke ontwikkeling

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De nieuwe voorspoed leidde ook tot meer aandacht voor en sponsoring van beeldende kunsten, literatuur en wetenschappen.
A
economische ontwikkeling
B
culturele ontwikkeling
C
politieke ontwikkeling

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geweldsmonopolie betekent
A
alleen de politie mag geweld gebruiken
B
alleen het leger mag geweld gebruiken
C
alleen de staat/overheid mag geweld gebruiken
D
alleen de ME mag geweld gebruiken

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Belastingmonopolie betekent
A
alleen rijke mensen betalen belasting
B
alleen de staat/overheid mag burgers belasting laten betalen
C
alleen mensen die werken betalen belasting
D
alle voorgaande antwoorden zijn juist

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Europese Unie bepaalt regels voor de Nederlandse boeren, dit tast de ..... van Nederland aan
A
externe soevereiniteit
B
interne soevereiniteit
C
geen van beide
D
allebei

Slide 24 - Quizvraag

Interne soevereiniteit = de staat voldoet aan de drie kenmerken van de staat (zie hierboven)
Externe soevereiniteit = betekent dat het staatsgezag niet ondergeschikt is aan het gezag van andere staten.
De Trump-aanhangers zorgen er met geweld voor dat de Senaat in het Capitool niet kan vergaderen en beslissen, dit tast de..... van de VS aan
A
externe soevereiniteit
B
interne soevereiniteit
C
geen van beide
D
allebei

Slide 25 - Quizvraag

Interne soevereiniteit = de staat voldoet aan de drie kenmerken van de staat (zie hierboven)
Externe soevereiniteit = betekent dat het staatsgezag niet ondergeschikt is aan het gezag van andere staten.
Mark Rutte wint in 2021 met de VVD opnieuw de verkiezingen, dit tast de .... van Nederland aan
A
externe soevereiniteit
B
interne soevereiniteit
C
geen van beide
D
allebei

Slide 26 - Quizvraag

Interne soevereiniteit = de staat voldoet aan de drie kenmerken van de staat (zie hierboven)
Externe soevereiniteit = betekent dat het staatsgezag niet ondergeschikt is aan het gezag van andere staten.
Welk soort rechten?

Burgers die arbeidsongeschikt zijn krijgen een uitkering van de staat.
A
Klassieke grondrechten
B
Politieke rechten
C
Sociale rechten

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk soort rechten?

Door het stemrecht wordt de mening van inwoners vertegenwoordigd.
A
Klassieke grondrechten
B
Politieke rechten
C
Sociale rechten

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk soort rechten?

Vanaf 67 jaar hebben mensen recht op een AOW-uitkering.
A
Klassieke grondrechten
B
Politieke rechten
C
Sociale rechten

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk soort rechten?

De overheid mag niet zomaar zonder reden het privé-eigendom van iemand afpakken.
A
Klassieke grondrechten
B
Politieke rechten
C
Sociale rechten

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Globalisering is het uitwisselen van...
A
Geld
B
Goederen
C
Informatie
D
Alle antwoorden

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Veel jongeren gaan na hun studie een (half)jaartje ‘backpacken’ in Australië en Azië. Via internet houden zij dan hun ouders en vrienden op de hoogte. Dit is een voorbeeld van:
A
Ecologische globalisering
B
Culturele globalisering
C
Economische globalisering
D
Politieke globalisering

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door de globalisering is de internationale handel toegenomen.

Dit is een voorbeeld van:
A
Ecologische globalisering
B
Culturele globalisering
C
Economische globalisering
D
Politieke globalisering

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het klimaatakkoord van Parijs is een voorbeeld van:

https://www.ecovat.eu/energietransitie/klimaatakkoord-parijs-2020-2050/
A
Ecologische globalisering
B
Culturele globalisering
C
Economische globalisering
D
Politieke globalisering

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke ideologieën/ politieke stromingen heb je in Nederland?
A
Liberalisme, confessionalime, feminisme
B
Socialisme, liberalisme
C
Confessionalisme, liberalisme, socialisme
D
Communisme, confessionalisme, liberalisme

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke ideologie past de volgende uitspraak: Rijke mensen moeten weinig belasting betalen
A
socialisme
B
confessionalisme
C
liberalisme
D
geen van allen

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke ideologie past de volgende uitspraak: koopzondag moet verboden worden
A
socialisme
B
confessionalisme
C
liberalisme
D
geen van allen

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke ideologie past de volgende uitspraak: het budget voor ontwikkelingssamenwerking moet flink omhoog
A
socialisme
B
confessionalisme
C
liberalisme
D
geen van allen

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies