In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Oefenen proefwerk
H6
Slide 1 - Tekstslide
Wat wordt belast in box 3?
A
Je inkomen uit loon
B
Je inkomen uit vermogen
Slide 2 - Quizvraag
Het belastbaar inkomen is:
A
Inkomen BOX 1 - aftrekposten
B
Inkomen BOX 1 - heffingskortingen
C
Inkomen BOX 1 - te betalen belasting
D
Inkomen BOX 1 - betaalde loonheffing
Slide 3 - Quizvraag
Iemand die een belastbaar inkomen heeft van € 100.000 betaalt hierover in totaal 49,5% belasting?
A
juist
B
onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Nivellerend
Denivillerend
Arbeidskorting
Degressief belasting tarief
Draagkrachtbeginsel
Hypotheekrente aftrek
Slide 5 - Sleepvraag
Nivellerend
Denivillerend
Arbeidskorting
Degressief belasting tarief
Draagkrachtbegsel
Hypotheekrente aftrek
Slide 6 - Sleepvraag
Het belastbaar inkomen is
A
het bedrag dat je aan belasting moet betalen.
B
het bedrag waarover je belasting moet betalen.
Slide 7 - Quizvraag
Progressief belastingstelsel
Proportioneel belastingstelsel
Degressief belastingstelsel
Slide 8 - Sleepvraag
Wat gebeurt er als de ingehouden belasting hoger is dan de belasting die je moet betalen
A
Je krijgt dan een naheffing
B
Je krijgt dan een voorheffing
C
Je krijgt dan geld terug van de Belastingdienst
D
Er gebeurt dan helemaal niets.
Slide 9 - Quizvraag
Progressieve belastingen zijn belastingen die:
A
Ervoor zorgen dat mensen minder hard werken.
B
Volgens het profijtbeginsel werken.
C
Voor iedereen gelijk zijn
D
Volgens het draagkrachtbeginsel werken
Slide 10 - Quizvraag
Mette heeft een belastbaar inkomen van €80.000. Hoeveel € belasting moet zij betalen?
A
€29.880
B
€39.600
C
€31.276
D
€32.867
Slide 11 - Quizvraag
Door de heffingskortingen wordt je belastbaar inkomen hoger waardoor je meer belasting betaalt.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Progressief
Proportioneel
Degressief
Hetzelfde percentage ongeacht het inkomen
Percentage daalt als het inkomen stijgt
Percentage stijgt als het inkomen stijgt
Slide 13 - Sleepvraag
Wat wordt belast in box 1?
A
Belastbaar inkomen uit werk
B
Belastbaar inkomen uit werk en eigen woning
C
Belastbaar inkomen uit eigen woning
D
Belastbaar inkomen uit spaargeld
Slide 14 - Quizvraag
Belastbaar inkomen = € 70.000. Bereken de belasting in Box 1 Alleen het antwoord met €
Slide 15 - Open vraag
Bereken de belasting in box 1. alleen het antwoord met €
Slide 16 - Open vraag
Belastbaar inkomen = € 60.000. Bereken de belasting in Box 1 alleen het antwoord met €
Slide 17 - Open vraag
Gebruik de tabel Fictief rendement. In box 3 geldt een heffingsvrij vermogen van € 50.000. De belasting in box 3 is 31% op het fictief rendement. Merel heeft een vermogen van € 99.500. bereken de belasting in box 3. Alleen een antwoord met €