Theo zijn bruto jaarinkomen is €33.150. De loonheffing is €6.750. De jaarlijkse reiskosten OV zijn €850. Hij heeft een koopwoning met een WOZ van €210.000. De hypotheekschuld is €190.000,- met een rente van 3,1% per jaar. Zijn spaargeld is €31.000. Het heffingsvrijvermogen is dit jaar €25.000 met een fictief rendement van 2,6% en de belasting over je vermogen 30%. Theo heeft recht op de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. Maak gebruik van het boek blz. 177-182 en bereken hoeveel Theo terug krijgt of bij moet betalen.
Slide 4 - Open vraag
H6.4 Is het eerlijk verdeeld?
Je leert:
Op welke beginselen verschillende belastingen gebaseerd zijn
Wat nivellering en denivellering betekenen
De verschillen tussen een proportioneel, progressief en degressief belastingstelsel
Slide 5 - Tekstslide
Personele inkomensverdeling/ Lorenzcurve
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Belastingtarieven
Kies uit: Progressief / Proportioneel (vlak) / Degressief
A
Proportioneel
B
Progressief
C
Degressief
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Solidariteitsbeginsel
De overheid wil de welvaart onder de bevolking redelijk verdelen.
De sterken helpen de zwakken: de inkomens worden herverdeeld.
Mensen met een hoog inkomen moeten in verhouding meer geld afstaan ten behoeve van de mensen zonder een inkomen of een laag inkomen.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Profijtbeginsel
Je betaalt belasting omdat je ergens gebruik van maakt.
Voorbeeld is motorrijtuigenbelasting, houderschapsbelasting, je betaalt voor het in bezit hebben van een voertuig
Slide 13 - Tekstslide
Hoe wordt inkomen herverdeeld?
Progressief belastingstelsel inkomstenbelasting
Stelsel van sociale zekerheid
Inkomenssteun bijvoorbeeld huurtoeslag of zorgtoeslag.