H3 Herhaling + 2.4


Spaar je ook?
A
Nee, ik geef iedere maand (bijna) alles uit.
B
Ik spaar een deel, de rest geef ik uit.
C
Ik spaar bijna alles. Ik koop eigenlijk heel weinig.
1 / 23
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les


Spaar je ook?
A
Nee, ik geef iedere maand (bijna) alles uit.
B
Ik spaar een deel, de rest geef ik uit.
C
Ik spaar bijna alles. Ik koop eigenlijk heel weinig.

Slide 1 - Quizvraag

Sparen is:
A
Meteen consumeren
B
UItgesteld consumeren
C
Geld nu gebruiken
D
Niks doen

Slide 2 - Quizvraag

Je kunt verschillende redenen hebben om te sparen. Redenen om te sparen noem je ...
Leerdoel 1
A
Spaarredenen
B
Spaarmotivatie
C
Spaarmotieven
D
Reserveer redenen

Slide 3 - Quizvraag

Spaarrekening: € 1.500
1,2% rente
Hoeveel rente na 3 jaar?
Enkelvoudige rente
A
€ 54
B
€ 54,65
C
€ 1.554
D
€ 1.554,65

Slide 4 - Quizvraag

Direct opvraagbare spaarrekening en een spaardeposito zijn voorbeelden van....
A
Leningen
B
Hypotheken
C
Spaarmotieven
D
Spaarvormen

Slide 5 - Quizvraag

Reden om te lenen noem je ...
A
Leenredenen
B
Leenmotieven
C
Leendoelen
D
Lening

Slide 6 - Quizvraag

Mark wil graag een nieuwe telefoon kopen.
Zijn vader heeft deze maand geld tekort vanwege de aanbetaling van de vakantie.

Van welke twee leenmotieven is hier sprake?
A
tijdelijk geld tekort, onverwacht dringend geld tekort
B
tijdelijk geldtekort, aanschaf duurzaam consumptiegoed
C
onverwacht dringend geld, aanschaf duurzaam consumptiegoed
D
tijdelijk geldtekort, aanschaf huis

Slide 7 - Quizvraag

1. in termijnbedrag zit uitsluitend de aflossingsbedrag
2. in termijn bedrag zit naast aflossing ook het rentebedrag
A
beide beweringen juist
B
beide beweringen onjuist
C
bewering 1 juist
D
bewering 2 juist

Slide 8 - Quizvraag

Wat is aflossen?
A
Een manier om te kunnen werken
B
Je kunt er een huis mee huren
C
Bewaren van een deel van je inkomsten
D
Terugbetalen van geleend geld

Slide 9 - Quizvraag

Consumptief krediet
A
Doorlopend Krediet
B
Persoonlijke lening
C
Salariskrediet
D
Hypothecaire lening

Slide 10 - Quizvraag

We hebben te maken met een consumptief krediet als...
A
je geld leent voor een aankoop van een duurzame consumptie
B
je geld leent voor het kopen van een woning
C
je geld leent om een onverwachte gebeurtenis op te vangen

Slide 11 - Quizvraag

Premie is 58,80 en de poliskosten zijn 4,20. Assurantiebelasting is 21%. Bereken de premie
A
66,07
B
52,07
C
76,23
D
60,34

Slide 12 - Quizvraag

Wie betaalt de premie?
A
de verzekeraar
B
de verzekerde
C
de overheid
D
de veroorzaker van de schade

Slide 13 - Quizvraag

Een eigen risico in geval van schade verkleint moral hazard.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Wat is Moral Hazard?
A
een rare gewoonte
B
Een moreel dilemma
C
Je pleegt verzekeringsfraude
D
verzekerde wordt minder voorzichtig

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide