..... = convectiestromen trekken de plaat onder eigen gewicht de diepte in waardoor een diepzeetrog ontstaat Hoe heet het bovengenoemde proces
Slide 5 - Open vraag
Geef het goede antwoord.
A
Een oceanische plaat is dikker dan een continentale plaat
B
Een oceanische is zwaarder dan een continentale plaat.
C
Oceanische platen vlakbij een midoceanische rug zijn dikker dan veraf.
D
Oceanische platen zijn altijd ouder dan continentale platen.
Slide 6 - Quizvraag
Welke stelling is NIET waar
A
Het hypocentrum is waar de aardbeving plaatsvindt in de aarde
B
Het epicentrum is op het aardoppervlak recht boven de aardbeving.
C
Hoe dichter bij de hotspot hoe ouder de vulkaan
D
Een hotspot vulkaan ontstaat in de asthenosfeer
Slide 7 - Quizvraag
Kies het foute antwoord
A
Een trog ontstaat bij subductie.
B
Een trog kan ontstaan bij divergentie en convergentie.
C
De diepste trog ligt in de Grote Oceaan.
D
Een trog kan kilometers diep worden.
Slide 8 - Quizvraag
Sleep de juiste vulkanen naar de juiste termen.
Strato vulkaan
Schildvulkaan
Caldeira
Hotspot Vulkaan
Spleetvulkaan
Slide 9 - Sleepvraag
Wat hoort bij elkaar?
Effusief
Explosief
Grote explosie
Speetvulkaan
Stratovulkaan
Caldera
Schildvulkaan
Slide 10 - Sleepvraag
Wat hoort bij elkaar?
Spleetvulkaan
Stratovulkaan
Caldeira vulkaan
Schildvulkaan
Hotspots en divergerende platen
Scheuren in het aardoppervlak
Bij subductiezones
Geen specifieke plek
Slide 11 - Sleepvraag
Wat hoort bij elkaar?
Soort lava is minder van belang
Lava taai vloeibaar
Lava zeer vloeibaar
Spleetvulkaan
Statovulkaan
Calderia vulkaan
Schildvulkaan
Slide 12 - Sleepvraag
Wat hoort bij elkaar?
Spleetvulkaan
Stratovulkaan
Caldeira vulkaan
Schildvulkaan
kegel, kleine doorsnede & steile wanden
Kratermeer (ingestorte vulkaan)
kilometerslange scheuren
brede basis en flauwe hellingen
Slide 13 - Sleepvraag
Slide 14 - Video
00:00
Leg aan de hand van de film uit wat er bedoeld wordt met het actualiteitsprincipe. Geef antwoord op de vraag "What is next?" (wat gaat er nu gebeuren met de platen?).
Slide 15 - Open vraag
Wanneer ontstaat een eilandboog
A
Bij hotspots
B
Bij subductie van een oceanische plaat onder continentale plaat
C
Bij subductie van een oceanische plaat onder een oceanische plaat
D
Bij divergentie van twee oceanische platen
Slide 16 - Quizvraag
Een hydroloog doet de volgende twee uitspraken:
I: In de benedenloop meanderen rivieren. Die zorgen daarbij voor erosie in de binnenbocht en voor sedimentatie in de buitenbocht.
II: In de bovenloop sedimenteren rivieren grote hoeveelheden zand en grind waardoor grote meanders ontstaan.
A
I en II zijn juist
B
I en II zijn onjuist
C
I is onjuist en II is juist
D
I is juist en II is onjuist
Slide 17 - Quizvraag
Een geograaf doet twee uitspraken over verwering.
I Chemische verwering is een snel proces dat plotseling plaatsvindt.
II Fysische verwering is een traag proces dat pas na verloop van tijd effect te zien geeft.
A
I en II zijn juist
B
I en II zijn onjuist
C
I is onjuist en II is juist
D
I is juist en II is onjuist
Slide 18 - Quizvraag
Stromend rivierwater
Werking van ijs
Puinhelling
U-dal
Puinwaaier
Morene
V-dal
Slide 19 - Sleepvraag
Bekijk het plaatje. Welk van de volgende gesteenten ontstaat direct als gevolg van de werking van de hydrologische kringloop?
A
Graniet
B
Basalt
C
Schist
D
Schalie
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Open vraag
Slide 22 - Open vraag
Magma
Stolling/kristallisatie
Stollingsgesteente
Verwering en erosie
Sedimentatie
Sedimentgesteente
Hoge druk en temperatuur
Metamorf gesteente
Afsmelten
Slide 23 - Sleepvraag
Slide 24 - Open vraag
Slide 25 - Open vraag
Slide 26 - Open vraag
Welke uitspraak over riviererosie is juist?
A
In de bovenloop overheersen verticale erosie en sedimentatie.
B
In de bovenloop overheerst horizontale erosie.
C
In de middenloop overheerst verticale erosie.
D
In de middenloop overheersen horizontale erosie en sedimentatie.