OTT: onvoltooid tegenwoordige tijd - Ik slaap.
OVT: onvoltooid verleden tijd - Ik sliep.
VTT: voltooid tegenwoordige tijd - Ik heb geslapen.
VVT: voltooid verleden tijd - Ik had geslapen.
OTTT: onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd - Ik zal slapen.
OVTT: onvoltooid verleden toekomende tijd - Ik zou slapen.
VTTT: voltooid tegenwoordige toekomende tijd - Ik zal hebben geslapen.
VVTT: voltooid verleden toekomende tijd - Ik zou hebben geslapen.