7 verbes auxilières prés, PC, imparfait

aller, avoir, devoir, être, faire, pouvoir & vouloir
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

aller, avoir, devoir, être, faire, pouvoir & vouloir

Slide 1 - Tekstslide

welke vorm is een 'Imparfait' ?
A
j'ai pu
B
je pouvais
C
je peux
D
j'ai pouvais

Slide 2 - Quizvraag

welke vorm is een passé composé?
A
je devais
B
je dois
C
je devrai
D
j'ai dû

Slide 3 - Quizvraag

vertaal: wij gingen
A
nous avions
B
nous pouvions
C
nous allions
D
nous étions

Slide 4 - Quizvraag

vertaal: hij heeft gehad
A
il avait
B
il allait
C
il a
D
il a eu

Slide 5 - Quizvraag

vertaal: Zij willen gaan
A
ils veulent aller
B
ils allent vouloir
C
ils vouloir aller
D
ils peuvent aller

Slide 6 - Quizvraag

zij moesten zijn
A
ils deviont être
B
ils étaient devoir
C
ils devaient être
D
ils devaient été

Slide 7 - Quizvraag

welke passé composé vorm is fout
A
il est allé
B
elle a pu
C
nous avons dû
D
je suis été

Slide 8 - Quizvraag

gegaan
gehad
geweest
gedaan
gekund
gewild
gemoeten
voulu
été
pu
eu
allé
fait

Slide 9 - Sleepvraag

pouvoir: ik kon

Slide 10 - Open vraag

vertaal : il voulait aller

Slide 11 - Open vraag

vertaal: ik moet een Iphone hebben
A
j'ai dû un Iphone
B
Je dois un Iphone
C
je devais un Iphone
D
je dois avoir un Iphone

Slide 12 - Quizvraag

jij moet het kunnen
A
tu peux le devoir
B
tu dois le pouvoir
C
tu dois le peux
D
tu pouvoir le dois

Slide 13 - Quizvraag

Fini

Slide 14 - Tekstslide