Sommige woorden krijgen ook GEEN meervoudsvorm maar blijven te zelfde:
Fish - Fish. Sheep - Sheep. Deer - Deer
Slide 4 - Tekstslide
Wat weet je over de 'future?
Slide 5 - Woordweb
Future tense
de Future Tense = de toekomende tijd. Dit betekend dat het in de toekomst gaat gebeuren.
Je hebt hier 4 manieren voor:
- Will
- To be going to
- Present Continuous (deze behandelen we niet)
- Present Simple
Slide 6 - Tekstslide
Will
Je gebruikt will bij beloftes, aankondigen en besluiten.
I will do my laundry tomorrow, I promise.
I think we will win the lottery.
Slide 7 - Tekstslide
To be going to
Je gebruikt am/are/is + going to + hele ww als je wilt aangeven dat iemand iets in de toekomst van plan is. Maar de plannen zijn nog niet concreet gemaakt. In Nederlands gebruik je vaak het woord: gaan
I am going to call you later.
It is going to rain today.
Slide 8 - Tekstslide
We ...... visit my sister tomorrow, it's a plan.
A
will
B
are going to visit
Slide 9 - Quizvraag
I ....... cook dinner tomorrow, I promise.
A
will
B
am going to
Slide 10 - Quizvraag
Present Simple
Je gebruikt de PS om te praten over vasstaande toekomst,rooster of schema.
The plane to London leaves in an hour.
School starts at 08.25.
Slide 11 - Tekstslide
The train ........ in 1 hour
A
leaves
B
is leaving
Slide 12 - Quizvraag
Anna ............ Paul out to dinner next week, it's already booked.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.