Basis 2 Paragraaf 3,4

Basis 2 Herhaling 3,3
5 December 2023
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Basis 2 Herhaling 3,3
5 December 2023

Slide 1 - Tekstslide

Programma van de les
Leerdoelen
Voorkennis
Uitleg
Aan het werk

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
-Je leert wat omzet is
-Je leert wat de inkoopwaarde is
-Je leert wat brutowinst is
-Je leert wat bedrijfskosten zijn
-Je leert wat nettoverlies/nettowinst is

Slide 3 - Tekstslide

Voorkennis
Welke kosten heeft een pizzeria?

Slide 4 - Tekstslide

Omzet
-Opbrengsten door producten te verkopen
-Aantal stuks x verkoopbedrag = Omzet
500 stoelen verkocht
 50 euro per stoel
Omzet: 500 x 50 euro = 25 000 euro

Slide 5 - Tekstslide

Inkoopwaarde
-Het bedrag dat je betaalt om producten te hebben (inkopen)
-Het bedrag van deze producten is de inkoopwaarde

Slide 6 - Tekstslide

Brutowinst
-Brutowinst is het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde
Fiets wordt verkocht voor 700 euro (omzet)
Inkoopwaarde was 300 euro
700 - 300 = 400 euro 

Slide 7 - Tekstslide

Hans heeft een omzet van 1300 euro
De inkoopwaarde van de omzet is 600 euro
Wat is de brutowinst?
A
600 euro
B
800 euro
C
700 euro

Slide 8 - Quizvraag

Bedrijfskosten
-De uitgaven (kosten) dat een bedrijf heeft
-Loonkosten (personeel)
-Rentekosten (geld lenen)
-Huurkosten (pand huren)
Kosten gaan van de brutowinst af

Slide 9 - Tekstslide

Kostprijs
-Inkoopwaarde per product + de bedrijfskosten per product = de kostprijs
Jan verkoopt fietsen
De inkoopwaarde van de fiets is 300 euro
De bedrijfskosten voor deze fiets zijn 100 euro
De kostprijs is 300 + 100 = 400 euro

Slide 10 - Tekstslide

Hans verkoopt nu computers.
De inkoopwaarde van de computer is 780 euro.
De bedrijfskosten voor de computer zijn 140 euro
De computer wordt verkocht voor 1250 euro
Wat is de kostprijs?
A
860 euro
B
920 euro
C
640 euro
D
330

Slide 11 - Quizvraag

Nettowinst
-Bedrijfskosten lager dan de brutowinst = nettowinst
-Nettowinst blijft er geld over
-Dit geld gebruikt de ondernemer voor zijn privé 






Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld nettowinst
Omzet 8000 euro
Inkoopwaarde 3500 euro
Brutowinst =  4500 euro (8000-3500) 
Bedrijfskosten 2500 euro
Brutowinst - bedrijfskosten (4500 - 2500) = 2000 euro

Slide 13 - Tekstslide

Nettoverlies
-Bedrijfskosten hoger dan brutowinst = nettoverlies
-Nettoverlies dan ontstaat er een tekort
Brutowinst 2500 euro
Bedrijfskosten 4500m euro
2500 - 4500 = -2000 euro

Slide 14 - Tekstslide

De brutowinst is 4500 euro
De bedrijfskosten zijn 5500 euro
Is er sprake van nettowinst of nettoverlies?
A
nettowinst
B
nettoverlies

Slide 15 - Quizvraag

Aan het werk
-Opgaven van 3,3
-In het theorieboek!
-Aan het einde bladzijde 64 tot en met 66 af!

Slide 16 - Tekstslide

Opgave 22
Bos bloemen verkoopt Stijn voor 20 euro
De inkoopwaarde is 5,70
De bedrijfskosten voor de bos bloemen zijn 9 euro
Hoeveel is de kostprijs?

5,70 + 9,- = 14,70 euro

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide