Valt op qua vorm.
Een sonnet bestaat uit
- twee strofen van vier regels (kwatrijn)
- twee strofen drie regels (terzine)
- twee kwatrijnen (2 keer 4 regels) vormen samen het octaaf (8 regels)
- de twee terzinen (2 keer 3 regels) heten samen het sextet (6 regels)
- tussen het octaaf en het sextet is er dikwijls een wending (volta, chute) in het gedicht.