6.6 afsluiting en diagnostische toets

Hoofdstuk 6                6.2 schaduw
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6                6.2 schaduw

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
Terugblikken vorige les met drie vragen;

Leerdoelen van deze les?

Introductie, instructie en controle vragen over de les;

Vragen maken die horen bij de les.

Slide 2 - Tekstslide

Quiz
Wat is een stof?
A
Waar iets van is gemaakt.
B
Alles is een stof.
C
D
Fotovraag

Slide 3 - Quizvraag

Quiz
Wat is een stof?
A
Waar iets van is gemaakt.
B
Alles is een stof.
C
D
Fotovraag

Slide 4 - Quizvraag

Quiz
Wat is een stof?
A
Waar iets van is gemaakt.
B
Alles is een stof.
C
D
Fotovraag

Slide 5 - Quizvraag

6.2 schaduw
Introductie

Je staat met je gezicht naar de felle zon. Als je achter je kijkt, zie je een schaduw. Je houdt het licht van de zon tegen.

Slide 6 - Tekstslide

leerdoelen:
6.2.1 Je kunt beschrijven dat stoffen licht kunnen doorlaten of tegenhouden.
6.2.2 Je kunt uitleggen hoe een schaduw ontstaat.
6.2.3 Je kunt uitleggen wanneer je één schaduw hebt en wanneer meerdere.
6.2.4 Je kunt de schaduw van een voorwerp tekenen.

Slide 7 - Tekstslide

6.2.1 Je kunt beschrijven dat stoffen licht kunnen doorlaten of tegenhouden.
Doorlaten of tegenhouden
Je zit voor een raam en kijkt naar buiten. Buiten zie je bomen (afbeelding 1). Het licht van buiten komt door het raam heen. Het raam laat het licht door. De houten spijltjes in het raam houden het licht tegen.
Stoffen kunnen licht:
• doorlaten;
• tegenhouden.

Slide 8 - Tekstslide

Quiz
Wat is een stof?
A
Waar iets van is gemaakt.
B
Alles is een stof.
C
D
Fotovraag

Slide 9 - Quizvraag

6.2.2 Je kunt uitleggen hoe een schaduw ontstaat.
6.2.3 Je kunt uitleggen wanneer je één schaduw hebt en wanneer meerdere.
Schaduw

 

In de afbeelding zie je twee kinderen in het zonlicht. De kinderen houden een deel van het zonlicht tegen. Op het gras zie je daardoor hun schaduw. Een schaduw ontstaat waar het licht van een lichtbron niet kan komen.
De andere lichtstralen van de zon gaan rechtdoor, langs de kinderen. Daar komt geen schaduw.



Slide 10 - Tekstslide

De voetballer heeft drie schaduwen. De wedstrijd wordt ’s avonds gespeeld. Op de speler schijnen drie lampen. De drie lichtbronnen geven de voetballer drie verschillende schaduwen.
Een voorwerp kan dus meer dan één schaduw hebben. Dat gebeurt als er meer dan één lichtbron is.

Slide 11 - Tekstslide

Quiz
Wat is een stof?
A
Waar iets van is gemaakt.
B
Alles is een stof.
C
D
Fotovraag

Slide 12 - Quizvraag

6.1.2 Je kunt beschrijven hoe je een lichtbron ziet.
6.1.3 Je kunt lichtstralen tekenen.
Lichtbronnen zien
Lichtbronnen kun je zien, omdat ze licht geven. Je kunt ook zeggen: een lichtbron straalt licht uit. Lichtbronnen stralen het licht uit in alle richtingen. Eén dun lijntje licht noem je een lichtstraal. In de afbeelding zijn lichtstralen getekend als rode lijnen met een pijltje. Een lichtstraal is altijd een rechte lijn. Komen de lichtstralen van een lichtbron in je oog, dan zie je de lichtbron.

Slide 13 - Tekstslide

6.2.4 Je kunt de schaduw van een voorwerp tekenen.



Randstralen
In de afbeelding zie je een auto onder een lantaarnpaal. Het donkere deel is de schaduw van de auto. Daar kan het licht van de lamp niet komen, want lichtstralen gaan altijd rechtdoor. In de tekening zie je twee randstralen. Dit zijn de lichtstralen die langs de rand van de auto gaan. De randstralen maken de rand van de schaduw. Je kunt ook zeggen: de randstralen maken de omtrek van de schaduw.
Omdat licht langs rechte lijnen gaat, kun je de schaduw van een voorwerp tekenen. 

Slide 14 - Tekstslide

Dat doe je zo:
1 Teken de randstralen die net niet door het voorwerp tegengehouden worden.
2 Kleur het gebied achter het voorwerp tussen de twee randstralen in. Dit is het gebied waar het licht niet kan komen, dus de schaduw.

Slide 15 - Tekstslide

Quiz
Wat is een stof?
A
Waar iets van is gemaakt.
B
Alles is een stof.
C
D
Fotovraag

Slide 16 - Quizvraag

Onthoud
Onthoud
Voorwerpen kunnen licht:
• doorlaten;
• tegenhouden.
Een schaduw ontstaat waar het licht van een lichtbron niet kan komen.
Eén lichtbron geeft één schaduw. Meerdere lichtbronnen geven meerdere schaduwen.
Je kunt de schaduw van een voorwerp tekenen op de volgende manier:
1 Teken de randstralen die net niet door het voorwerp tegengehouden worden.
2 Kleur het gebied achter het voorwerp dat tussen de twee randstralen in ligt.


Slide 17 - Tekstslide


Schrijf drie dingen op die je deze les hebt geleerd.
Dit is een open vraag.

Slide 18 - Open vraag


Stel een vraag over iets wat je 
nog niet zo goed hebt begrepen.
Dit is een open vraag.

Slide 19 - Open vraag

Aan het werk! NOVA
Wat? 2.2. eigenschappen van stoffen

Waar? In Magister naar leermiddelen Nova Nask. 
Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.
Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurman. 
Heb je vragen? Steek je hand op en ik kom bij je. 
Klaar? Kijk het dan na!

timer
1:00

Slide 20 - Tekstslide