In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Welkom
3 MAVO || 2022-2023
Hoofdstuk 7
De overheid voor ons allemaal
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Lesdoelen
Herhaling
Theorie H7.2
Aan de slag
Evaluatie
Slide 2 - Tekstslide
Het sociaal minimum
Iedereen heeft in Nederland recht op het 'sociaal minimum'.
Dit is een vastgesteld minimum bedrag.
Mocht je door omstandigheden niet tot dit
bedrag komen, kan je een uitkering aanvragen.
Slide 3 - Tekstslide
€ 2300.-
€ 500,-
€200,-
€ 3000,-
Brutoloon
Slide 4 - Tekstslide
Sociale zekerheid
Sociale voorzieningen
Zoals: Kinderbijslag en bijstand
(Betaald met belastinggeld
Sociale verzekeringen
(betaald met premies)
Werknemersverzekeringen
Zoals : WW en WIA
Volksverzekering
Zoals: AOW
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Belastingen
De belangrijkste inkomsten krijgt het Rijk door belastingen. Er zijn twee groepen:
Kostprijsverhogende belastingen
Belastingen op inkomen, winst en vermogen
Andere inkomsten van het Rijk zijn sociale premies en de niet-belastingontvangsten zoals winst uit staatsbedrijven en boetes.
Slide 7 - Tekstslide
Indirectie belastingen
Kostprijsverhogende belastingen zijn indirecte belastingen.
Bijvoorbeeld accijns en btw. Die zijn verwerkt in de prijs die je als consument betaalt aan de leverancier. Die draagt deze belasting af aan de overheid.
Je noemt ze indirecte belastingen omdat je ze via de leverancier aan de overheid betaalt.
Slide 8 - Tekstslide
Directe belastingen
Belastingen op inkomen, winst en vermogen zijn directe belastingen. Je betaalt ze rechtstreeks aan de overheid. Bijvoorbeeld inkomstenbelasting.
Als je in loondienst werkt, houdt je werkgever op jouw salaris loonbelasting in en maakt dat over aan de Belastingdienst.
Bv’s en nv’s betalen over hun winst vennootschapsbelasting.
Slide 9 - Tekstslide
Als de accijns en btw verhoogd wordt, dan is dit een verhoging van
A
Indirecte belastingen
B
directe belastingen
Slide 10 - Quizvraag
Draagkrachtbeginsel
Als je veel verdient moet je in verhouding (%) ook meer belasting betalen.
"De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten"
Slide 11 - Tekstslide
Aan de slag
Paragraaf 7.3 tot en met opdracht 6
Klaar? Herhalingsopdrachten Hoofdstuk 7
Einde van de les bespreken we opdracht 4
Slide 12 - Tekstslide
Welkom
3 MAVO || 2022-2023
Hoofdstuk 7
De overheid voor ons allemaal
Slide 13 - Tekstslide
Programma
Lesdoelen
Herhaling
Theorie H7.2
Aan de slag
Evaluatie
Slide 14 - Tekstslide
Welke twee soorten belastingen zijn er? Geef van beide een voorbeeld.
Slide 15 - Open vraag
Indirectie belastingen
Kostprijsverhogende belastingen zijn indirecte belastingen.
Bijvoorbeeld accijns en btw. Die zijn verwerkt in de prijs die je als consument betaalt aan de leverancier. Die draagt deze belasting af aan de overheid.
Je noemt ze indirecte belastingen omdat je ze via de leverancier aan de overheid betaalt.
Slide 16 - Tekstslide
Directe belastingen
Belastingen op inkomen, winst en vermogen zijn directe belastingen. Je betaalt ze rechtstreeks aan de overheid. Bijvoorbeeld inkomstenbelasting.
Als je in loondienst werkt, houdt je werkgever op jouw salaris loonbelasting in en maakt dat over aan de Belastingdienst.
Bv’s en nv’s betalen over hun winst vennootschapsbelasting.
Slide 17 - Tekstslide
Draagkrachtbeginsel
Als je veel verdient moet je in verhouding (%) ook meer belasting betalen.
"De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten"
Slide 18 - Tekstslide
Leg uit wat het draagkrachtbeginsel inhoudt
Slide 19 - Open vraag
Profijtbeginsel
Je betaalt belasting omdat je ergens gebruik van maakt.
Voorbeeld is motorrijtuigenbelasting (voorbeeld van een zgn houderschapsbelasting): je betaalt voor het in bezit hebben van een voertuig
Slide 20 - Tekstslide
Automobilist is 'melkkoe' van de overheid
Automobilisten betalen veel belasting:
Aanschaf: 21% BTW + BPM (belasting personenauto's en motorrijtuigen)