Theorie van 'lezen' blok 5 (opdr 123) (SLR)

Lezen blok 5 - theorie
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Lezen blok 5 - theorie

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les:
- weet je hoe je een samenvatting maakt van een tekst. 
- Kun je de hoofdgedachte van een tekst benoemen. 
- ken je de begrippen 'signaalwoorden' en 'verwijswoorden' en kun je hier voorbeelden van noemen en toepassen. 

Slide 2 - Tekstslide

Samenvatting maken
De beste manier om een tekst helemaal te begrijpen is om er een samenvatting van te maken. 
Je kan dan de tekst makkelijker onthouden voor bv een toets of je examen

Een samenvatting maken doe je als volgt: 

Slide 3 - Tekstslide

Een samenvatting maken
* zoek de kernzin van elke alinea. 
* Maak van de kernzinnen een goed lopend verhaaltje. 
* Gebruik je eigen woorden als je de tekst daardoor beter begrijpt. 

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdgedachte
De hoofdgedachte van de tekst is het belangrijkste wat de schrijver zegt over het onderwerp.
Dit kan in één zin. 
- De hoofdgedachte staat vaak in de inleiding of het slot van de tekst. 
- De hoofdgedachte is nooit een vraag. 

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdgedachte
Wat is het onderwerp van de tekst > 
Wat zegt de schrijver daarover? > 
Zeg dit in één zin > 
dat is de  hoofdgedachte.  

Slide 6 - Tekstslide

Verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord:





mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze

Slide 7 - Tekstslide

Verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord:







het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze

Slide 8 - Tekstslide

Signaalwoorden
Woorden als maar, toch en daarom zijn signaalwoorden. 
Een schrijver gebruikt signaalwoorden om het verband te laten zien tussen zinnen en zinsdelen. 
Ze geven aan dat er een reden komt, of een tegenstelling. 
Signaalwoorden helpje je om de tekst beter te gebruiken. 

Slide 9 - Tekstslide

signaalwoorden bij opsomming
een opsomming = het na elkaar opnoemen van een aantal punten of onderdelen. 

signaalwoorden die daarbij horen: 
ten eerste, ten tweede, vervolgens, ook, bovendien, tenslotte, tot slot

Slide 10 - Tekstslide

signaalwoorden bij tegenstelling
een tegenstelling= twee dingen opnoemen die tegenover elkaar staan, die verschillend zijn. 

signaalwoorden die daarbij horen: 
maar, echter, daar staat tegenover, enerzijds, anderzijds, toch. 

Slide 11 - Tekstslide

signaalwoorden bij een reden
een reden = waarom iemand iets doet, waarom iets gebeurt. 

signaalwoorden die daarbij horen: 
omdat, namelijk, want... 

Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk
Maak opdracht  1 2 3 
blz 233 tm 237

Slide 13 - Tekstslide