TV 27.2 - Werkwoordspelling verleden tijd

Werkwoordspelling
Persoonsvorm in de verleden tijd
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling
Persoonsvorm in de verleden tijd

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les: 
- hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd moet spellen. 

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken huiswerk
We kijken samen naar opdracht 1 tot en met 4 op pagina 110 en 111. 

Slide 3 - Tekstslide

We kijken samen naar opdracht 5
1. Meer informatie vindt je op onze website. 
2. Ik loopt peentjes te zweten. 
3. Vind je trainer dat geen goed idee?
4. Hij zeg nooit wat over zichzelf. 
5. Ik wordt altijd erg blij van een bos bloemen. 
6. Hoe gaat jij daarmee om dan?

Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm in de verleden tijd
Zoals we in de vorige les geleerd hebben, past de persoonsvorm zich altijd aan aan het onderwerp van de zin. Dit geldt ook voor de persoonsvorm in de verleden tijd, al wordt hierbij alleen maar onderscheid gemaakt tussen enkelvoud en meervoud. 

Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd enkelvoud
Als we uitgaan van klankvaste, regelmatige of zwakke werkwoorden, schrijven we de persoonsvorm als stam+de of stam+te.

Of we -de of -te achter de stam zetten, hangt af van de laatste letter van de stam. Is dit een t, x, k, f, s, c, h of p, dan schrijven we in het enkelvoud -te achter de stam; eindigt de stam op een andere letter, dan schrijven we er -de achter.

Slide 6 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd meervoud
Bij zwakke, klankvaste of regelmatige werkwoorden komt er, als het onderwerp in het meervoud staat, -den of -ten achter de stam. Ook hierbij gebruiken we de regel van 't sexyfokschaap.

Slide 7 - Tekstslide

Sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden zijn werkwoorden die in de verleden tijd van klank veranderen.

Meestal hoor je hoe je dit soort werkwoorden spelt.

Slide 8 - Tekstslide

uitleg drillsters

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag
Werk nu aan opdracht 6 tot en met 9 op pagina 112 en 113.

Klaar? Oefen dan met de drillsters bij onderdeel 12, 13, 14. 27 of 28. 

Slide 10 - Tekstslide

voorlezen

Slide 11 - Tekstslide