adjectives vs adverbs

ADJECTIVES + ADVERBS
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

ADJECTIVES + ADVERBS

Slide 1 - Tekstslide

Lesson Goals
At the end of the lesson you:
Know what adjectives and adverbs are
Know the difference betwen adjectives and adverbs
Can use adjectives in a sentence
Can use adverbs in a sentence
Can make adverbs out of adjectives.

Slide 2 - Tekstslide

Adjectives = bijv nw
Een bijvoeglijk naamwoord gebruik je om iets of iemand 
te omschrijven. Een bijvoeglijk naamwoord wordt vaak gevolgd door een zelfstandig naamwoord.

That is an amazing girl.
We all love that funny movie.
I think he is a terrible teacher.


Slide 3 - Tekstslide

Adverb = bijwoord
Een bijwoord gebruik je om aan te geven HOE iemand iets doet. Een bijwoord omschrijft vaak een werkwoord, maar ook een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord of de hele zin.
                                                                                    Mary sings wonderfully.
                                                     My grandparents talk incredibly loudly.
                            I am eating an amazingly delicious steak right now.
                                                         Hopefully, she will call me back later.


Slide 4 - Tekstslide

Hoe maak je een bijwoord?
Bijvoeglijk naamwoord + LY
IC - ALLY
(fantastic - fantastically)
Y - ILY
funny - funnily

Slide 5 - Tekstslide

Uitzonderingen:


good - well
quite - quite
fast - fast
hard - hard
long - long

Slide 6 - Tekstslide

DUS...

Ron is a careful driver.

Ron drives carefully.

Slide 7 - Tekstslide

My aunt always cries very ___!
A
loud
B
loudly

Slide 8 - Quizvraag

Do you know that ___ song?
A
wonderful
B
wonderfully

Slide 9 - Quizvraag

___, my mum will buy me some birthday presents!
A
Hopeful
B
Hopefully

Slide 10 - Quizvraag

Wow, Justin sings ___!
I absolutely love him. (fantastic)

Slide 11 - Open vraag

Vinny plays rugby very ____. (good)

Slide 12 - Open vraag

dances - Beyoncé - she - doesn't - ,
(fabulous)
Maak een zin en zet de adverb/adjective op de goede plaats

Slide 13 - Open vraag

answered - the question - Hermione
(happy)
Maak een zin en zet de adverb/adjective op de goede plaats

Slide 14 - Open vraag

Get to work

Do ex. 52, 53, 54 & 56 on page 164-166. 
Done? Continue with slimstampen <theme words> or <grammar>. 

Slide 15 - Tekstslide

Extra oefenen met 
de adjectives & adverbs?

Ga naar SlimStampen - grammatica. 


Slide 16 - Tekstslide