tl4 toetsvoorbereiding betoog

TL4A: toetsvoorbereiding
  • Vandaag:
  • ontvangen feedback : goed bekijken en over nadenken!
  • maak eventueel aantekeningen van de feedback

  • Dingen die je kunt leren voor de toets 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

TL4A: toetsvoorbereiding
  • Vandaag:
  • ontvangen feedback : goed bekijken en over nadenken!
  • maak eventueel aantekeningen van de feedback

  • Dingen die je kunt leren voor de toets 

Slide 1 - Tekstslide

De toets zelf
Is een schrijftoets: op papier (350-400 woorden)

- Je krijgt twee onderwerpen met daarbij een standpunt.
-Bij elk onderwerp krijg je een aantal artikelen.
-Scan de artikelen en kies een onderwerp.
- Lees nu de artikelen bij jouw onderwerp iets nauwkeuriger.
-Start met het schrijven van je betoog. Gebruik de artikelen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat mag wel en wat niet?
-Een citaat uit een artikel overnemen.
-Iets uit het artikel in je eigen woorden zeggen
-Dingen aanstrepen in de artikelen.


Zinnen letterlijk overnemen uit een artikel
(da's plagiaat en dat mag niet).
Wel:
Niet

Slide 3 - Tekstslide

Het betoog schrijven
Gebruik een titel!

De titel is NIET je standpunt!

Slide 4 - Tekstslide

De inleiding:
Wat hoort er absoluut niet in?

Slide 5 - Woordweb

Waar in de inleiding zet je je standpunt?

Slide 6 - Open vraag

Tussen elke alinea zorg je voor een......

Slide 7 - Woordweb

Hoeveel alinea's in totaal?
5!

Inleiding
Argument 1
Argument 2
Tegenargument+ weerlegging
Slot

Slide 8 - Tekstslide

Argumenten (middenstuk)
Eén alinea per argument, dus geen 3 argumenten in één alinea!

Gebruik signaalwoorden!
Start elke alinea met een kernzin!

Bijvoorbeeld: Ten eerste zouden uniformen op scholen moeten worden ingevoerd, omdat er minder gepest wordt wanneer iedereen dezelfde kleding draagt.


Slide 9 - Tekstslide

Wat viel mij op bij jullie betogen?
Het juist formuleren van WAT je nou PRECIES wilt zeggen,
moet beter.

Vaak moest ik een alinea wel drie keer lezen om het daadwerkelijke argument eruit te kunnen halen.
Hoe kun je dit verbeteren?

Slide 10 - Tekstslide

Zeggen wat je bedoelt
1. Formuleer een kernzin (die begint met een signaalwoord).

2. Leg uit wat of waarom je dat vindt en gebruik ook hier signaalwoorden! (Zo blijkt namelijk dat...../ Neem nou.....)

3. Geef één of twee voorbeelden en kondig die óók aan met signaalwoorden. (zo, bijvoorbeeld, zoals).

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld. Wat wil deze schrijver nou eigenlijk zeggen?
Ten eerste: mannen moeten meer verdienen dan vrouwen, mede doordat er meer toeschouwers komen kijken bij een mannenwedstrijd. Bij Ajaxmannen is het gemiddelde aantal toeschouwers zoon 44.511 toeschouwers, bij de Ajaxvrouwen is het gemiddelde aantal toeschouwers 3.404. De entreeprijzen van de mannen is al gouw boven de 100 euro, en bij de vrouwen is het nog niet eens 10 euro. Mede door deze grootte verschillen verdienen mannen en vrouwen niet even veel. Er zijn natuurlijk nog veel meer redenen waarom mannen en vrouwen niet evenveel verdienen, in het volgende stukje vertel ik nog een argument. 
Ten eerste: mannen moeten meer verdienen dan vrouwen, mede doordat er meer toeschouwers komen kijken bij een mannenwedstrijd.
Was dit een goed(e) kernzin/ argument?

Slide 12 - Tekstslide

Volgens mij bedoelt deze schrijver het volgende:
Er wordt veel meer geld verdiend aan mannenvoetbal dan aan vrouwenvoetbal, dus daarom kunnen mannen meer betaald worden dan vrouwen. Er is gewoon meer geld beschikbaar.

Vervolgens zou de schrijver voorbeelden kunnen noemen
(inkomsten door merchandise, zoals verkoop van voetbalshirts, grotere sponsoren, bezoekersaantallen bij wedstrijden etc).


Slide 13 - Tekstslide

Tegenargument
Hoe begin je? 
Doe het zo:
Er zijn natuurlijk mensen die het niet eens zijn met mijn standpunt.
of:
Uiteraard zijn er ook mensen die van mening zijn dat.........
En daarna noem je argumenten die zij zouden kunnen hebben.

Slide 14 - Tekstslide

Weerlegging
In de zelfde alinea als het tegenargument.

Je haalt hun argumenten onderuit door te zeggen dat jouw argumenten (herhaal ze) veel zwaarder wegen en waarom.

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeldje:
Er zijn natuurlijk mensen die het oneerlijk vinden dat vrouwen minder verdienen dan mannen in sport, omdat vrouwen zich even hard inspannen als mannen bijvoorbeeld. Zij vinden dat er gekeken moet worden naar de inspanning en niet naar het resultaat. Dat is natuurlijk onzin, gezien het feit dat er gewoonweg niet voldoende geld in het laadje wordt gebracht door vrouwen om ze evenveel te betalen en bovendien leven we nou eenmaal in een prestatiemaatschappij.

Slide 16 - Tekstslide

Het slot
Wat moet hier sowieso in? Noem minimaal 2 dingen.

Slide 17 - Open vraag

Slot
1. Herhaling / samenvatting van de belangrijkste argumenten.
2. Conclusie
3. HERHAAL JE STANDPUNT!


Zet onder het betoog je naam en je klas!

Slide 18 - Tekstslide

Is het duidelijk wat je moet doen?
Heb je nog een vraag? Stel 'm hier.

Slide 19 - Open vraag

Nu en volgende les:
-Uit je hoofd leren wat waar moet.

-Je feedback goed bekijken.

-Eventueel signaalwoorden opzoeken
(opsommende signaalwoorden, toelichtende signaalwoorden, concluderende signaalwoorden).

Slide 20 - Tekstslide