Betoog les 1 (week 15)

jaar 3 bouw en infra
voorbereiding op Instellingsexamen Nederlands 
Je hebt hier in principe geen boek voor nodig, maar wil je een andere bron dan mij, gebruik dan Nu Nederlands Boek B
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

jaar 3 bouw en infra
voorbereiding op Instellingsexamen Nederlands 
Je hebt hier in principe geen boek voor nodig, maar wil je een andere bron dan mij, gebruik dan Nu Nederlands Boek B

Slide 1 - Tekstslide

IE: wat hebben we al gedaan?
spreken - ik ben nog niet toegekomen aan het beoordelen, maar je krijgt écht feedback in cum laude
gesprekken voeren - helaas niet gedaan, maar je hebt wel kennis van de theorie 

Slide 2 - Tekstslide

Laatste onderdeel IE : schrijven
Het examenonderdeel schrijven bestaat uit:
- schrijf een zakelijke brief
- schrijf een betoog

120 minuten de tijd. 
dyslecten met pasje 150. 

Slide 3 - Tekstslide

Onderdeel 1: zakelijke brief 
Je hebt een zakelijke brief geschreven, gekeken naar je valkuilen, feedback gevraagd en een uiteindelijke tweede versie van de brief geschreven. Deze brief ga ik beoordelen. Feedback komt z.s.m. in cum laude. 

Slide 4 - Tekstslide

Onderdeel 2: betoog
De tweede schrijfopdracht in het examen is een betoog. In deze les gaan we in op het doel van de tekst, een goed voorbeeld om je aan vast te houden en je maakt de eerste opzet voor jouw betoog. 
Je zult gaan merken dat de theorie van het betoog veel lijkt op de theorie van presenteren. Trap nou niet in de valkuil dat je je presentatie gaat uittypen. Geschreven tekst is wezenlijk anders dan gesproken tekst. (en andersom)

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het doel van een betoog
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 6 - Quizvraag

uitleg: 
Inderdaad, ik hoop dat je dit goed had. Een betoog is bedoeld om mensen te overtuigen van jouw mening of standpunt. Jij vindt iets en je wilt dat de hele wereld dat ook gaat vinden/het met jou eens is.

Slide 7 - Tekstslide

Welke middelen zetten we in om iemand te overtuigen? (met een betoog)
A
feitelijke informatie
B
subjectieve argumenten
C
objectieve argumenten
D
drogredenen

Slide 8 - Quizvraag

uitleg: 
In het betoog gebruik je argumenten die je standpunt ondersteunen. Deze argumenten zijn zo veel mogelijk objectief (feiten) en daarbij onderbouwd met een bron. 

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht schooluniformen
Om een goed beeld te krijgen van de argumentatie en opbouw van een betoog ga je eerst de tekst “Schooluniformen? Een slecht idee” goed bekijken. Deze tekst vind je in Cum Laude. 

Slide 10 - Tekstslide

We beginnen makkelijk... uit hoeveel alinea's bestaat deze tekst?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 11 - Quizvraag

Als de inleiding alinea 1 is, en het slot alinea 5. Uit hoeveel alinea's bestaat de kern dan?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 12 - Quizvraag

De schrijfster geeft op drie plaatsen in het artikel haar standpunt. Waar?
A
in de titel van het artikel
B
in de laatste zin van de inleiding
C
in het slot
D
in de allerlaatste zin van het artikel

Slide 13 - Quizvraag

uitleg:
Misschien vind je dit verwarrend. De inleiding eindigt met twee tegenstijdige dingen. de schrijfster zegt eerst "Ik vind het dan ook begrijpelijk dat er stemmen opgaan om in Nederland het Engelse systeem van schooluniformen in te voeren." Gevolgd door: "Ik denk alleen niet dat dit een goed voorstel is."

Haar standpunt is dus: het invoeren van schooluniformen is géén goed idee. 
om tot dit antwoord te komen moet je goed en kritisch lezen.

(Je had het ook in de titel kunnen zien. Die is duidelijk volgensmij.)

Slide 14 - Tekstslide

Met welke woorden geeft ze aan dat haar standpunt komt?
A
ik vind
B
ik denk
C
ik voel
D
naar mijn mening is het zo dat

Slide 15 - Quizvraag

Kijk goed naar iedere kern-alinea. Hoe begint de schrijfster iedere alinea?
A
met een signaalwoord
B
met een feit
C
met een drogreden
D
met haar standpunt

Slide 16 - Quizvraag

Met welk signaalwoord begint alinea 2?

Slide 17 - Open vraag

Welk argument noemt de schrijfster in alinea 2?

Slide 18 - Open vraag

Met welk signaalwoord begint alinea 3?

Slide 19 - Open vraag

Welk argument noemt de schrijfster in alinea 3?

Slide 20 - Open vraag

Met welk signaalwoord begint alinea 4?

Slide 21 - Open vraag

Welk argument noemt de schrijfster in alinea 3?

Slide 22 - Open vraag

Sleepopdracht: argumentatieschema
Hierna volgt weer een sleepopdracht. Maak het argumentatieschema van dit betoog!
 
  • Bovenin het scherm zie je het standpunt van de schrijfster. 
  • De drie hoofdargumenten heb ik eronder gezet. 
  • Rechts staan alle subargumenten. 

Het is aan jou om de onderbouwing goed in te vullen. Welk subargument hoort onder welk hoofdargument. Gebruik goed de WANT-proef. 

Slide 23 - Tekstslide

Schooluniformen? een slecht idee!
Want
er komt verzet
Want
niet kosten-besparend
Want
Want
Kliekvorming blijft
Want
Want
Jongeren willen zelf bepalen wat zij aantrekken. 
Je hebt aan één uniform niet genoeg.  
Je hebt ook nog vrijetijdskleding nodig. 
Mensen discrimineren nu eenmaal altijd. 
Je kunt een uniform niet zomer en winter doordragen. 
In Nederland is een uniform niet vanzelfsprekend. 
Nederland heeft een andere traditie dan Engeland. 
Ze moeten gewassen worden. 

Slide 24 - Sleepvraag

Dat heb je goed gedaan! 
Maar we zijn er nog niet.. Zoals je met het spreken hebt geleerd, kun je je betoog sterker maken door alvast na te denken over wat je opponent gaat zeggen. Als jij dit argument kunt noemen én weerleggen, dan ben je overtuigend. 

Je mag hievoor gebruik maken van de standaardzinnetjes: 
"Er zijn ook mensen die zeggen dat......."
"Maar daar ben ik het niet mee eens, want...."

Slide 25 - Tekstslide

Bedenk een tegenargument voor het betoog van de schrijfster.

Slide 26 - Open vraag

Bedenk nu een weerlegging van dat tegenargument

Slide 27 - Open vraag

OPDRACHT
Tot zo ver de theorie. Nu jij! 
Je gaat een betoog schrijven over de stelling:
"Van mensen die de corona-maatregelen schenden moet het paspoort een jaar worden ingenomen"
Maak in word een opzetje. Ik wil daarin zien:
jouw standpunt, minimaal 3 argumenten (met onderbouwing, het liefst met een bron erbij), minimaal 1 tegenargument met weerlegging.

Slide 28 - Tekstslide

Afronding en huiswerk
Lever je word-document met opzetje voor je betoog in bij TAAK OPZET BETOOG in Cum Laude. Ik geef akkoord of niet akkoord.

Voor de rest van de week: werk zelfstandig aan jouw spelvaardigheid op internet of in het boek (B)
Volgende week: je betoog uittypen, controleren en inleveren. 
Heb je vragen of kom je er niet uit, neem contact met op!

Slide 29 - Tekstslide