→ Maandag: het personage heeft een probleem. Je legt hier wel uit wat het probleem
is en waarom het een probleem is. (Bijvoorbeeld: hij heeft de opdracht iemand een
belangrijke brief te geven, maar hij heeft net ruzie met deze persoon)
→ Dinsdag: het probleem wordt groter. (Bijvoorbeeld: hij is de brief verloren)
→ Woensdag: het probleem bereikt een climax. (Bijvoorbeeld: de persoon aan wie hij
de brief moest geven komt erachter dat de brief kwijt is)
→ Donderdag: het personage worstelt met het probleem en weet niet hoe het op te
lossen. (bijvoorbeeld: neemt het personage de verantwoordelijkheid voor het feit
dat hij de brief is verloren of gaat hij zeggen dat de brief gestolen is?)
→ Vrijdag: met welke oplossing is het personage gekomen? Hoe is hij aan die
oplossing gekomen?