Mens en gezondheid blok 4

Blok 4
De basisschool
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Blok 4
De basisschool

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les: 

  • Kunnen jullie uitleggen wat een voedselovergevoeligheid is
  • Kunnen jullie uitleggen wat coeliakie inhoudt







Slide 2 - Tekstslide

Als je meteen een dikke keel krijgt bij het eten van noten heb je dan een voedselallergie of een voedselintolerantie?
A
voedselallergie
B
voedselintolerantie

Slide 3 - Quizvraag

Voedselallergie
Voedselintolerantie
reactie van het lichaam vrijwel meteen na het eten van een allergeen.
de reactie komt veel later ( 8 tot 48 uur )
hevige reactie ( anafylactische shock (ofwel: anafylaxie), kun je aan doodgaan.)
reacties zijn heel verschillend per persoon

Slide 4 - Sleepvraag

Waarom komt voedselallergie vaker voor bij baby’s en jonge kinderen?

A
Hun darmen en afweersysteem zijn nog niet volledig ontwikkeld.
B
Hun voeding bevat meer stoffen die een allergie kunnen uitlokken.
C
Zij worden aan meer ziektekiemen blootgesteld.
D
Zij zijn vaker verkouden en eten dan niet goed.

Slide 5 - Quizvraag

Voorbeelden van een voedselallergie zijn?
timer
0:30
A
Vis en schaaldieren allergie
B
Noten allergie
C
Tarwe allergie
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Link

Om welke voedselallergie gaat het hier?
A
Pinda allergie
B
Notenallergie
C
Weekdieren allergie
D
Schaaldierenallergie

Slide 8 - Quizvraag

Om welke voedselallergie gaat het hier?
A
Melk allergie
B
Soja allergie
C
Mosterd allergie
D
Noten allergie

Slide 9 - Quizvraag

Om welke voedselallergie gaat het hier?
A
Gluten allergie
B
Notenallergie
C
Weekdieren allergie
D
Graanallergie

Slide 10 - Quizvraag

Om welke voedselallergie gaat het hier?
A
Pinda allergie
B
Soja allergie
C
Weekdieren allergie
D
Noten allergie

Slide 11 - Quizvraag


Welke mensen mogen geen Pasta Bolognese eten?
A
mensen met lactose intolerantie
B
Mensen met een notenallergie
C
mensen met coeliakie
D
Mensen met een allergie voor vis

Slide 12 - Quizvraag

Wat is Coeliakie,
A
Koemelk-allergie
B
Gluten-allergie
C
Geen suiker kunnen verdragen
D
Noten-allergie

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Video

Op je stage bij de facilitaire dienst moet je de lunch voorbereiden voor een vergadering. Eén van de gasten heeft doorgegeven dat hij coeliakie heeft.
Wat mag deze gast niet eten

A
Brood
B
Vleeswaren
C
Gekookte eieren
D
Yoghurt

Slide 15 - Quizvraag

Kun je van Glutenintolerantie (coeliakie) genezen?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Als je last van glutenintolerantie (coeliakie) hebt dan zit het probleem in je
A
Dunne darm
B
Dikke darm
C
Maag
D
Slokdarm

Slide 17 - Quizvraag

In voedsel kunnen micro-organismen zitten die giftige stoffen aanmaken. Wat kun je krijgen als je die op eet?
A
Voedselallergie
B
Voedselinfectie
C
Voedselintolerantie
D
Voedselvergiftiging

Slide 18 - Quizvraag

Geef 5 voorbeelden van additieven (in voeding)

Slide 19 - Open vraag

E-nummers

Slide 20 - Tekstslide

Waarom zitten er E-nummers in voeding?

Slide 21 - Open vraag

Geleermiddelen
Antioxidanten
Emulgatoren
Stabilisatoren
Verpakkingsgassen
Conserveermiddelen
tegen verkleuren en smaakverandering door het inwerken van zuurstof
voor het mengen van stoffen ( olie en water)
zorgen ervoor dat de eigenschappen van een product niet verloren gaan
zorgen ervoor dat het steviger wordt, in de vorm van een gel
langer houdbaar maken
langer houdbaar maken

Slide 22 - Sleepvraag

Hoe bereken je of iemand overgewicht heeft?

Slide 23 - Open vraag

BMI
A
Body master index
B
Body Mass Index

Slide 24 - Quizvraag

Hoe bereken je je BMI?
A
gewicht/lengte
B
gewicht/(lengte x leeftijd)
C
gewicht/lengte^2
D
gewicht/leeftijd^2

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een gezonde BMI?
A
minder dan 18,5
B
18,5-25
C
25-30
D
meer dan 30

Slide 26 - Quizvraag

Je wilt informatie zoeken over gezonde en verantwoorde voeding. Welke informatiebron gebruik je?

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Link

einde van deze les

Slide 29 - Tekstslide