Bijwoord en voorzetsel

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Cursus 5 grammatica 

Herhaling van de woordsoorten:

- voorzetsel

- bijwoord 

Nodig: boek en schrift

Opdracht in tweetallen:

> Bedenk samen zoveel mogelijk voorzetsels.

> overleg met elkaar. 

> Noteer jullie antwoord in je schrift 

> Je hebt 2 minuten.

Opdracht bespreken:

Controleer jullie antwoorden met behulp van de kast:

op de kast

in de kast

Controleer ook met behulp van de vakantie:

tijdens de vakantie

gedurende de vakantie

Kun je dit doen met jullie woorden?

Kun je dit doen met jullie woorden?

Lesdoelen:

- Ik kan het voorzetsel in een zin herkennen. 

- Ik kan het bijwoord in een zin herkennen

Voorzetsels:

voorzetsels

Voorzetsel

Voorzetsels: voorzetsels kunnen een tijd, plaats of reden aangeven.

Voorzetsels van tijd

Tijdens, voor, na, sinds, over.

Voorzetsels van plaats

Denk aan de kooi:

in, op, naast, onder, achter, tussen, met, boven enz.

Voorzetsels van reden

Vanwege, wegens, door

Bijwoord

Zijn er vragen?

Aan de slag

1. Verbeter opdracht 1 t/m 3 van paragraaf 12 (bijwoord)
   
2. Maak opdracht 4
   
3. Maak online opdracht 6A, 7A en 8A (paragraaf 12 bijwoord)
   
4. Maak online opdracht 6A, 7A en 8A (paragraaf 10 voorzetsel)
   

Check leerdoel(en)

- Je kunt een voorzetsel en bijwoord 

herkennen in de zin.

Waarom heb je vandaag niemand voor je feestje uitgenodigd?

Bonus: wel, even