HG 10 (herhaling)

• Grieks
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Wat betekent de volgende zin (r. 9)?
Βαίνων ὁ Ξάνθος ἐπισκοπεῖ τὸ ἱερόν.

1. Xanthos loopt naar de tempel en bekijkt hem
2. Terwijl Xanthos loopt, bekijkt hij de tempel
3. Terwijl Xanthos de tempel bekijkt, loopt hij
4. Lopend bekijkt Xanthos de tempel.

In welke naamval staat de participiumvorm ἐπισκπῶν (r. 17)?

1. Nom.ev.
2. gen.ev.
3. acc.ev.
4. gen.mv.

Wat betekent de volgende zin (r. 25-27)?
Ἡ δ’ Εὐρυδίκη τὸν μῦθον διηγουμένη βαίνει πρὸς πέτραν τινὰ καὶ καθίζεται ἐπὶ τῆς πέτρας.

Benoem de volgende vorm uit r. 36: στρατιώτας κρατερούς
(dus geef naamval, getal, geslacht)

Μίνωι (r. 47). Welke naamval is dit?

1. nom.
2. gen.
3. dat.
4. acc.

Εἷς αὐτῶν ἐστιν ὁ Θησεύς, ἐθέλων τὸν Μινώταυρον ἀποκτείνειν. (r. 57-59)
Eén van hen is Theseus, die de Minotaurus wil doden.

1. Deze vertaling klopt
2. Deze vertaling klopt niet

δακρύοντες (r. 74) betekent:

1. huilend (ev.)
2. hij huilt
3. huilend (mv.)
4. zij huilen

τῶν ὁδῶν ἑκάστη (r. 83-84) betekent...

1. iedere weg
2. elke gang
3. ieder van de wegen

Wat is de juiste vertaling van deze zin:
Τὰ μὲν δὴ παιδία φοβεῖται οὐδ’ ἐπισκοπεῖ τὸν
Μίνωα, ὁ δὲ Θησεὺς χαίρων τὸν Μίνωα ἐπισκοπεῖ,
οὐ δὴ φοβούμενος. (r. 90-92)

Wat voor vorm is ζῆν (r. 107)?

1. Infinitivus actief
2. 1e persoon actief
3. 3e persoon actief
4. 2e persoon medium

Wat voor vorm is γελῶσιν (r. 113)?

Καὶ ὁ Θησεὺς φιλεῖ τὴν Ἀριάδνην καλὴν οὖσαν. (r. 130-131)
En Theseus houdt van Ariadne, die mooi is.

1. Vertaling klopt
2. Vertaling klopt niet

Wat betekent r. 148-149?
Καὶ οὗτος καθεύδειν οὐ δύναται,
διανοούμενος.