- Vragen stellen over §5 Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
- Uitleg §7 Aanwijzend voornaamwoord
- MNV §7 én huiswerkcontrole §5
Slide 2 - Tekstslide
Stil lezen
Pak je boek
en ga lekker lezen.
Boek geleend?
Zet het netjes terug in de kast.
Slide 3 - Tekstslide
Doelen
- Ik kan olw, blw, zn, bn, vz, ww, vw, pers.vnw, bez.vnw
in een zin aanwijzen.
- Ik kan het aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw)
in een zin aanwijzen.
Slide 4 - Tekstslide
§5 Pers.vnw en bez.vnw
- Is het je gelukt de opdrachten te maken?
- Heb je ze ook nagekeken en verbeterd?
- Welke vragen heb je nog over de stof?
Slide 5 - Tekstslide
§7 Aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw)
Aanwijzende voornaamwoorden (aanw.vnw) wijzen meestal een mens, dier of ding aan.
>> Deze tafel, die jongen, dat meisje, zulke snoepjes.
Slide 6 - Tekstslide
§7 Aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw)
Dit zijn de aanwijzende voornaamwoorden:
deze, die, dit, dat, zo'n, zulk(e), dergelijk(e).
Leer ze uit je hoofd!
Slide 7 - Tekstslide
§7 Aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw)
Meestal staat een aanwijzend voornaamwoord voor een zelfstandig naamwoord, maar het kan ook alleen staan. Dan kun je het zelfstandig naamwoord er wel achter denken.
>> Ik vind deze game leuker dan die (game).
>> Dit schaap is ziek, maar dat (schaap) is gelukkig gezond.
Slide 8 - Tekstslide
§7 Aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw)
Let op! De woorden dat en die behoren tot meerdere woordsoorten. Dat en die zijn alleen aanw.vnw als je ze kunt vervangen door dit en deze.
Slide 9 - Tekstslide
Aan de slag!
- MNV §7 Aanwijzend voornaamwoord,
blz. 210-211, opdr. 1 t/m 5.
- Antwoordenboeken liggen in de kast en staan in Teams.
- Deze opdrachten zijn huiswerk voor maandag 13 november.
- Ondertussen: huiswerkcontrole §5 pers. en bez.vnw