Basisstof 6 Onderzoek naar evolutie

Basisstof 6 Onderzoek naar evolutie
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Basisstof 6 Onderzoek naar evolutie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat zijn belangrijke voorwaardes voor evolutie?
(Meerdere antwoorden mogelijk)
A
Geslachtelijke voortplanting
B
Ongelijk aantal nakomelingen
C
Selectiedruk
D
Variatie

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorwaarde voor
natuurlijke selectie?
timer
0:30
A
Variatie in eigenschappen
B
Mannelijke en vrouwelijke organismen
C
Recombinatie
D
Mutatie

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verwante lichaamsbouw
Linneaus (1707-1788) onderscheidt twee typen overeenkomsten in lichaamsbouw:
  • Homoloog
  • Analoog

Slide 4 - Tekstslide

Elementen worden ingedeeld naar het aantal protonen in de atoomkern. En van alle elementen bestaan varianten met een verschillend aantal neutronen in de kern. Zo'n variant heet een isotoop.
Homologe structuren






Gelijk bouwplan maar verschillende functie. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn homologe organen
A
Organen die dezelfde bouw hebben maar een andere functie
B
Organen die dezelfde functie hebben, maar apart van elkaar zijn ontstaan
C
Organen die dezelfde functie hebben, maar niet dezelfde bouw
D
Organen die we door aanpassingen aan het milieu niet meer nodig hebben

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Analoge structuren






Verschillend bouwplan maar gelijke functie.

Slide 7 - Tekstslide

.
Rudimentaire organen
"Organen die over tijd hun functie verloren hebben."

Slide 8 - Tekstslide

Elementen worden ingedeeld naar het aantal protonen in de atoomkern. En van alle elementen bestaan varianten met een verschillend aantal neutronen in de kern. Zo'n variant heet een isotoop.
Wat zijn rudimentaire organen
A
Organen die dezelfde bouw hebben maar een andere functie
B
Organen die dezelfde functie hebben, maar apart van elkaar zijn ontstaan
C
Organen die dezelfde functie hebben, maar niet dezelfde bouw
D
Organen die we door aanpassingen aan het milieu niet meer nodig hebben

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

DNA-analyse
Hiermee kun je de verwantschap bepalen door te kijken naar de nucleotidenvolgorde.

Je kunt een verwantschapschema hiervan maken (cladogram)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overeenkomst en verschil leptine gen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cladistiek
  • cladistiek = methode om organismen in te delen in groepen genaamd clades (grieks 'klados'=tak).
  • 1 clade= een gedeelde voorouder en alle evolutionaire nakomelingen
  • Binnen een clade zie je gedeelde eigenschappen met dank aan de gedeelde voorouder. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 8 - Bron 16
  • Welk uniek homoloog kenmerk delen de schildpadden, slangen, hagedissen, krokodillen en vogels volgens dit cladogram?een gat in de schedel onder de oogkas
  • Hoe heet deze groep in dit cladogram? reptilia
  • Hoeveel clades zie je in het cladogram?12, elk blauw puntje vertegenwoordigt de voorouder met het unieke kenmerk dat de voorouder en de andere dieren in die clade gemeenschappelijk bezitten. Er zijn 12 van die puntjes.
  • Mag je uit dit cladogram de conclusie trekken dat vogels meer verwant zijn aan krokodillen dan aan hagedissen? Licht toe.Ja, want vogels en krokodillen hebben meer gemeenschappelijke unieke homologe kenmerken dan vogels en hagedissen. Of: ja. Want de vogels en krokodillen delen een gemeenschappelijke voorouder die ze niet delen met de hagedissen.

De wetenschap die fossielen bestudeert noemen we:
timer
0:20
A
Histoliogie
B
Paleontologie
C
Sedimentologie
D
Endocrionologie

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met DNA-onderzoek bij verschillende bevolkingsgroepen kan onderzocht worden waar de moderne mens is ontstaan.

Welk DNA is minder geschikt omdat beide ouders dit DNA doorgeven aan hun nakomelingen?
A
X-chromosomaal DNA
B
Y-chromosomaal DNA
C
Gemuteerd DNA
D
Mitochondriaal DNA

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies