Hoofdstuk 3 krachten oefentoets

Lieke slaat met haar tennisracket tegen de bal. Hoe kun je de kracht zien?
A
De snelheid van de bal verandert.
B
De richting waarin de bal beweegt, verandert.
C
De bal deukt in als Lieke's tennisracket de bal raakt.
D
Alle antwoorden die hiervoor zijn genoemd, zijn juist.
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag
NatuurkundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lieke slaat met haar tennisracket tegen de bal. Hoe kun je de kracht zien?
A
De snelheid van de bal verandert.
B
De richting waarin de bal beweegt, verandert.
C
De bal deukt in als Lieke's tennisracket de bal raakt.
D
Alle antwoorden die hiervoor zijn genoemd, zijn juist.

Slide 1 - Quizvraag

met welke formule kun je de zwaartekracht berekenen?
A
Fz= g : m
B
Fz = m x g
C
Fz = m : 9,81
D
Fz = m x 9,81

Slide 2 - Quizvraag

Je kunt de zwaartekracht op aarde uitrekenen als je de massa van een voorwerp weet.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Fz
A
spierkracht
B
veerkracht
C
zwaartekracht
D
magnetische kracht

Slide 4 - Quizvraag

Het aangrijpingspunt is......
A
het punt waar de kracht wordt uitgeoefend
B
het eindpunt van de kracht

Slide 5 - Quizvraag


De wip beweegt niet.
Is er evenwicht?
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quizvraag

Bereken of er evenwicht is in het plaatje
(F x r)L = (F x r)R

Slide 7 - Open vraag

Wat moet je hebben voordat je iets een hefboom mag noemen?
A
draaipunt, richting en grootte
B
draaipunt, korte arm en aangrijpingspunt
C
draaipunt, lange arm en korte arm
D
aangrijpingspunt, richting en lange arm

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de verhouding?
A
1 cm ≙ 5 Newton
B
2 cm ≙ 50 Newton
C
1 cm ≙ 100 Newton
D
1 cm ≙ 10 Newton

Slide 9 - Quizvraag

beschrijf de hefboomregel

Slide 10 - Open vraag

Wat zijn de drie eigenschappen van een krachtenvector?

Slide 11 - Open vraag

De bank heeft een massa van 70 kg.
Hoe groot is de zwaartekracht?
A
700 Newton
B
7000 Newton
C
70 Newton
D
70000 Newton

Slide 12 - Quizvraag

Wat wordt hier aangegeven?
A
het zwaartepunt
B
het massapunt

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de eenheid van Kracht?
A
N (Newton)
B
F (kracht)
C
m (massa)
D
n (newton)

Slide 14 - Quizvraag

Wat is NIET een kracht?
A
Spierkracht
B
Massakracht
C
Gewicht
D
Veerkracht

Slide 15 - Quizvraag

Een kracht heeft
A
een vector, grootte en richting
B
een vector, aangrijpingspunt en richting
C
een grootte, richting en aangrijpijngspunt
D
een pijl, richting en grootte

Slide 16 - Quizvraag

Lees de grootte van de kracht op de krachtmeter af.
De kracht is...
A
2,5N
B
2,2N
C
2,6N
D
2,8N

Slide 17 - Quizvraag

De blauwe krachten zijn ..
A
het gewicht
B
de zwaartekracht
C
de normaalkracht
D
de wrijvingskracht

Slide 18 - Quizvraag

Kracht is een
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 19 - Quizvraag

Bij voortstuwende en tegenwerkende krachten noem je de som van alle tegenwerkende krachten de resulterende kracht.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Kracht A is 250N en Kracht B is 400N.
Wat is de resultante kracht als beide krachten in dezelfde richting werken?
A
150 N
B
650 N
C
-150 N
D
-650 N

Slide 21 - Quizvraag

Kracht A is 250N en Kracht B is 400N.
Wat is de resultante kracht als de krachten in tegengestelde richting werken?
A
150 N
B
650 N
C
-150 N
D
-650 N

Slide 22 - Quizvraag

Welke kracht is geen tegenwerkende krachten?
A
Spierkracht
B
Voortstuwende kracht
C
Luchtwrijvingskracht
D
Zwaartekracht

Slide 23 - Quizvraag

Als de zwaartekracht 10N is hoe
groot is dan de normaal kracht?
A
10N
B
meer dan 10N
C
10 kg
D
meer dan 10 kg

Slide 24 - Quizvraag

Welke van de volgende krachten is geen tegenwerkende kracht.
A
normaalkracht
B
rolwrijving
C
zwaartekracht
D
luchtwrijving

Slide 25 - Quizvraag