lj2 Dt 6 les 4 leesvaardigheid

Deeltaak 6 - les 4
Leesvaardigheid
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Deeltaak 6 - les 4
Leesvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag


herhaling tekstverbanden
laatste oefeningen
leren voor de toets
vragen?


Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je al van LEZEN?
Onderwerp, deelonderwerp, hoofdgedachte, verschillende manieren van lezen,
titel, tussenkoppen, kernzin, bronvermelding, alinea's, witregels, illustraties, 
tekstverbanden, signaalwoorden,
feiten, meningen, argumenten.

Slide 3 - Tekstslide

welke tekstverbanden ken je?

Slide 4 - Woordweb

Welke tekstverbanden ken je?

  • opsommend verband
  • tegenstellend verband
  • chronologisch verband
  • toelichtend verband
  • voorwaardelijk verband
  • redengevend verband

Slide 5 - Tekstslide

Signaalwoord van
tegenstellend
verband

Slide 6 - Woordweb

Signaalwoord van
chronologisch
verband

Slide 7 - Woordweb

Signaalwoord van
opsommend
verband

Slide 8 - Woordweb

Je moet een vliegticket kopen en je hotel betalen. Bovendien heb je op reis zakgeld nodig.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband

Slide 9 - Quizvraag

Je kunt niet op vakantie, want je hebt je geld uitgegeven aan een skateboard.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband

Slide 10 - Quizvraag

Als je besluit om dat skateboard te kopen, kun je niet op vakantie.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband

Slide 11 - Quizvraag

Eerst moet je naar werk gaan zoeken. Daarna kun je gaan sparen.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband

Slide 12 - Quizvraag

Soorten tekstverbanden (1)
Opsomming:  Als een aantal zaken, die bij elkaar horen, na elkaar worden genoemd. (ten eerste, ook, daarnaast...)

Tegenstelling: Geeft aan dat zaken worden genoemd die elkaars tegenovergestelde zijn. (maar, echter ...)

Chronologisch verband: tijd/volgorde in tijd
(vroeger, later, vervolgens, jaartallen, tijdsaanduidingen ....) 

Slide 13 - Tekstslide

Soorten tekstverbanden (2)
Voorwaardelijk:  geeft aan onder welke voorwaarde iets gebeurt. (als...dan, indien, tenzij, mits....)

Toelichtend: geeft extra informatie (toelichting) over een onderwerp. (bijvoorbeeld, zoals, denk aan, ter illustratie.....)

Redengevend verband: geeft aan waarom iemand iets doet of vindt  (want, omdat, immers, namelijk, aangezien ....) 

Slide 14 - Tekstslide

Welke theorie die hoort bij LEZEN vind je het moeilijkst?

Slide 15 - Open vraag

Leren voor de toets
•    Lezen hoofdstuk 1  blz 12
•    Lezen hoofdstuk 2  blz 38
•    Lezen hoofdstuk 3 (zie pdf tekstverbanden op Its)
•    Lezen hoofdstuk 4  blz 90
•    + extra tekstverbanden: chronologie, opsomming, tegenstellend, toelichtend, voorwaardelijk, redengevend. ZIE pdf’s op its

Slide 16 - Tekstslide

Vragen?

Slide 17 - Tekstslide

Succes met de toets!

Slide 18 - Tekstslide