Deeltaak 6 leerjaar 2 les 3 NIEUWE TEKSTVERBANDEN

Tekstverbanden
Leesvaardigheid
Deeltaak 6
Leerjaar 2
Les 3
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Tekstverbanden
Leesvaardigheid
Deeltaak 6
Leerjaar 2
Les 3

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Herhaling eerder geleerde tekstverbanden:
tegenstelling, opsomming en chronologisch tekstverband

NIEUW:
- toelichtend verband
- voorwaardelijk verband
-redengevend verband


Slide 2 - Tekstslide

Welk verband?
Ik ga graag weer naar school; ik moet nu echter wel veel te vroeg opstaan.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
chronologisch tekstverband

Slide 3 - Quizvraag

Welk verband?
Ik heb bijna 3 maanden thuis gezeten, inmiddels mag ik weer naar school.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
chronologisch tekstverband

Slide 4 - Quizvraag

Welk verband?
Voor wiskunde sta ik een 7, voor Engels daarentegen een 4.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
chronologisch tekstverband

Slide 5 - Quizvraag

Welk verband?
Het is fijn om mijn vrienden weer te zien. Ook heb ik de docenten gemist.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
chronologisch tekstverband

Slide 6 - Quizvraag

Tekstverbanden
Tekstverbanden (het woord zegt het al) geven verbanden aan in de tekst. Dit kan zijn tussen zinnen, maar ook tussen alinea's.

Je herkent tekstverbanden aan signaalwoorden.
MAAR geeft bijvoorbeeld een tegenstelling aan. 
Hij kan beter voetballen, maar ik ben beter in tennis.

Slide 7 - Tekstslide

3 nieuwe tekstverbanden
- Toelichtend verband
- Voorwaardelijk verband
- Redengevend verband

Slide 8 - Tekstslide

Toelichtend verband
* Er volgt extra informatie over een onderwerp (toelichting)
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zoals, denk aan...

Mensen die het corona-virus oplopen kunnen heel ziek worden. Ze kunnen symptomen krijgen zoals hoesten, kortademigheid, een heftige longontsteking en verlies van smaak. 

Slide 9 - Tekstslide

Voorwaardelijk verband
- geeft aan onder welke voorwaarde iets gebeurt.
Signaalwoorden: tenzij, mits, indien, als... dan

Als het vanmiddag heel hard gaat onweren, dan gaat de training niet door.  

 

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het verschil in betekenis?
* Hij gaat deze week naar school, tenzij er op het Montessori College corona heerst.

* Hij gaat deze week naar school, mits er op het Montessori College geen corona heerst.

Slide 11 - Tekstslide

Redengevend verband
- geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.
Signaalwoorden: want, omdat, daarom....

Mijn vriendin gaat verhuizen, want haar vader heeft werk gevonden aan de andere kant van het land.

Slide 12 - Tekstslide

Welk verband?
Indien hij zijn huiswerk heeft gemaakt, mag hij die onvoldoende herkansen.
A
tegenstelling
B
redengevend tekstverband
C
voorwaardelijk tekstverband
D
toelichtend tekstverband

Slide 13 - Quizvraag

Welk verband?
De man veroorzaakte een ongeluk, omdat hij geen voorrang verleende.
A
voorwaardelijk tekstverband
B
chronologisch tekstverband
C
toelichtend tekstverband
D
redengevend tekstverband

Slide 14 - Quizvraag

Welk verband?
Zij kijkt de hele dag Netflix. Daarnaast is ze lid van Disney+.
A
redengevend tekstverband
B
opsomming
C
chronologisch tekstverband
D
toelichtend tekstverband

Slide 15 - Quizvraag

Op de kinderboerderij hebben ze veel dieren, bijvoorbeeld konijnen, varkens en schapen.
A
redengevend tekstverband
B
toelichtend tekstverband
C
chronologisch tekstverband
D
voorwaardelijk tekstverband

Slide 16 - Quizvraag

Huiswerk
Zie ook It's Learning
(officieel pas voor volgende week)
scan pdf les 3 (NN 5e editie):
theorie leren +
maken opdracht 2+3

Slide 17 - Tekstslide