Herhalen Thema 1 Organen en cellen basisstoffen 1, 2 en 3

Welkom
- Doe je jas uit en tas van tafel
- Ga rustig zitten en pak je boek schrift en pen erbij
timer
3:00
Tijd tot start instructie
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom
- Doe je jas uit en tas van tafel
- Ga rustig zitten en pak je boek schrift en pen erbij
timer
3:00
Tijd tot start instructie

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Stof basisstof 1, 2 en 3 herhalen
  • Zelfstandig opdrachten nakijken
  • Gezamenlijk opdrachten bespreken
  • Nabespreken

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling thema 1 Organen en cellen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Leerdoelen Bs. 1
  • je kunt uitleggen wat een organisme is
  • Je kunt 9 levenskenmerken van organismen noemen
  • Je kunt onderscheiden of iets levend, dood of levenloos is

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een organisme?

Slide 6 - Open vraag

Organismen herken je aan levenskenmerken. Er zijn er 9.
Sleep het levenskenmerk naar het juiste plaatje.
Voortplanten
Reageren
Uitscheiden
Voeden
Ademen
Groeien

Slide 7 - Sleepvraag

LEVEND


DOOD

LEVENLOOS

Slide 8 - Sleepvraag

Levenskenmerken
Levenskenmerken:
  • Groei
  • Ontwikkeling
  • Reageren op prikkels
  • Bewegen
  • Stofwisseling
  • Voeden
  • Ademen
  • Uitscheiden
  • Voortplanting








Slide 9 - Tekstslide

Wat is stofwisseling?
A
Uitscheiding, ademen en voeden
B
ademen en bewegen
C
voortplanten en waarnemen

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Leerdoelen Bs. 2

  • Je kunt de organisatieniveaus binnen een organisme benoemen en beschrijven
  • Je kunt tien orgaanstelsels van een mens noemen

Slide 12 - Tekstslide

Een weefsel is ...
A
.. een groep cellen met een bepaalde bouw en functie
B
.. een groep cellen met een bepaalde functie
C
.. een groep cellen met een bepaalde bouw
D
.. een groep cellen

Slide 13 - Quizvraag

Een orgaan is een deel van het lichaam..
A
.. opgebouwd uit dezelfde cellen
B
.. met een speciale functie
C
.. met één of meer speciale functies
D
.. opgebouwd uit één speciaal weefsel

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Sleep de afbeelding naar het juiste orgaanstelsel
Ademhalings-
stelsel
Spier
stelsel
botten
stelsel
bloedvaten
stelsel

Slide 16 - Sleepvraag

Zet de organisatieniveaus in de juiste volgorde van laag naar hoog (klein naar groot). De eerste is al voorgedaan.
1 - cel
2
3
4
5
orgaan
orgaanstelsel
organisme
weefsel

Slide 17 - Sleepvraag

Organisatieniveaus

Slide 18 - Tekstslide

Bij welk orgaanstelsel horen de hersenen?
A
het bloedvatenstelsel
B
het verteringsstelsel
C
het zenuwstelsel
D
het ademhalingsstelsel

Slide 19 - Quizvraag

Orgaanstelsels
Organen die samenwerken, vormen een orgaanstelsel.

Voorbeelden van orgaanstelsels:

Slide 20 - Tekstslide

Organen zijn delen van ons lichaam met één of meer functies.

Slide 21 - Tekstslide

Middenrif
Buikholte
Borstholte

Slide 22 - Sleepvraag

Leerdoel bs 3
  • Je kunt werken met een loep en een microscoop.
  • Je kunt een preparaat maken.

Slide 23 - Tekstslide

Microscoop

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Nakijken
Jullie krijgen allemaal een antwoordenboek. Je controleert je antwoorden en/of schrijft het juiste antwoord op.

Je kijkt de volgende opdrachten na:
Basisstof 1.1 Opdracht 1 t/m 5
Basisstof 1.2 Opdracht 1 t/m 7.
Basisstof 1.3 opdracht 1,2 en 4

Slide 26 - Tekstslide

Afsluiting

Hoe is de les gegaan?

Zijn er nog onderwerpen die jullie lastig vinden?
Volgende les

Gaan we beginnen met basisstof 1.4

Slide 27 - Tekstslide

Leerdoelen Bs. 4

  • Je kunt de delen noemen van plantaardige en dierlijke cellen met kun kenmerken en functies.

Slide 28 - Tekstslide

Dierlijke en plantaardige cellen:

Slide 29 - Tekstslide

Welke cel onderdelen hebben plantaardige cellen en dierlijke cellen beide?
A
Alleen een celkern
B
celkern en cytoplasma
C
celkern, cytoplasma en celmembraan
D
celkern, cytoplasma, celmembraan, celwand

Slide 30 - Quizvraag

In de afbeelding hieronder zie je een?
A
plantenaardige cel
B
dierlijke cel
C
cel van een schimmel
D
cel van een bacterie

Slide 31 - Quizvraag

Dierlijke cel
  1. celmembraan
  2. cytoplasma
  3. celkern


  • met een gewone lichtmicroscoop is niet meer dan dit te zien van dierlijke cellen
  • In werkelijkheid zijn ze natuurlijk veel ingewikkelder
celmembraan
1
cytoplasma
2
kernmembraan
3

Slide 32 - Tekstslide

Plantaardige cellen
  1. celwand
  2. celmembraan
  3. cytoplasma
  4. bladgroenkorrels
  5. celkern
  6. vacuole
  7. intercellulaire ruimte

celwand
1
cytoplasma met bladgroenkorrels
4
celkern
5
cytoplasma
3
celmembraan
2
vacuole
6
intercellulaire ruimte
7

Slide 33 - Tekstslide