In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Herhaling Gedrag H4 Nectar
Slide 1 - Tekstslide
Een QUIZ ter voorbereiding op de toets
Slide 2 - Tekstslide
Wat is gedrag?
A
Alles wat een mens of dier doet
B
Een verandering in de omgeving of in het lichaam
C
Opmerken van een verandering in de omgeving
D
Veranderen van gedrag na een prikkel
Slide 3 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van gedrag?
A
Het verteren van je eten in je darmen
B
Je hoort iemand je naam roepen
C
Het kloppen van je hart
D
Je schopt tegen een bal aan
Slide 4 - Quizvraag
Wel of geen gedrag?
Sleep de stukjes tekst naar de juiste plaats.
Geen gedrag
Wel gedrag
Een appel valt van een boom.
Een baby slaapt.
Een bliksem slaat in de grond.
Een kip legt een ei.
Een plant bloeit.
Kaya bloost wanneer ze Marc ziet
Slide 5 - Sleepvraag
1. Je ziet de bal aankomen 4. Je roept je vriend 2. Je hoort je naam roepen 5. Je schopt tegen de bal 3. Je voelt je angstig 6. Je hebt honger
Wat zijn uitwendige prikkels?
A
1,2 3 en 4
B
2,3 4 en 6
C
3 en 6
D
1 en 2
Slide 6 - Quizvraag
1. Je voelt dat je moet poepen 2. Een vogel zingt een lied 3. Een baby drinkt melk 4. Een kat ziet een muis 5. Dorst hebben 6. Verliefd gevoel
Wat zijn inwendige prikkels?
A
1, 5 en 6
B
2, 3 en 4
C
1, 2 en 4
D
2, 5 en 6
Slide 7 - Quizvraag
1. Je ruikt een vieze geur 2. Een mannetjeshond maakt een geurspoor met zijn plas 3. Een mannetjeszwaan doet een paringsdans 4. Je voelt je misselijk 5. Een tijger ziet zijn prooi
Wat is gedrag?
A
nummers 1 en 4
B
nummers 1, 3 en 4
C
nummers 2 en 3
D
nummers 2, 3 en 5
Slide 8 - Quizvraag
Een prikkel die je waarneemt met je zintuigen is een
A
inwendige prikkel
B
uitwendige prikkel
C
zintuigprikkel
D
overdreven prikkel
Slide 9 - Quizvraag
een klein stukje gedrag noem je een
A
uitwendige prikkel
B
reactie
C
inwendige prikkel
D
handeling
Slide 10 - Quizvraag
Wanneer je een dier observeert en je maakt een lijst van wat hij doet dan noem je dat een
A
diagram
B
turflijst
C
ethogram
D
tabel
Slide 11 - Quizvraag
Wat weet je na het bekijken van een turflijst
A
hoe lang elke handeling duurt
B
of het dier zich op zijn gemak voelde
C
welke handeling het dier het vaakst doet
D
in welke volgorde het gedrag altijd gebeurt
Slide 12 - Quizvraag
Hoe heet dit?
A
Protocol
B
Ethogram
C
Tabel
D
Turflijst
Slide 13 - Quizvraag
Een aapje doet zijn vader na door ook een noot te wassen in het meertje Deze vorm van leren heet
A
Imiteren
B
oefenen
C
Inzicht
D
aangeboren gedrag
Slide 14 - Quizvraag
Een duif tikt op en rode knop en krijgt dan een voedselbrokje Deze manier van leren heet
A
Imiteren
B
oefenen
C
Inzicht
D
aangeboren gedrag
Slide 15 - Quizvraag
Een jong vogeltje, met dichte oogjes opent zijn bekje wanneer hij het nest voelt trillen. Dat is
A
Imiteren
B
Oefenen
C
Inzicht
D
aangeboren gedrag
Slide 16 - Quizvraag
Een rat loopt door een doolhofje waar door een bioloog voedsel is verstopt. De rat vindt het voedsel na elke nieuwe poging steeds sneller. Dit heet leren door................
A
Imiteren
B
oefenen
C
Inzicht
D
aangeboren gedrag
Slide 17 - Quizvraag
Aangeboren (erfelijk)
Aangeleerd
melk zuigen door baby's
pianospelen
vliegen van vogels
praten van een peuter
zwemmen door vissen
Slide 18 - Sleepvraag
Hieronder staan voorbeelden van gedrag.
Is er sprake van aangeboren of aangeleerd gedrag?
aangeboren gedrag
aangeleerd gedrag
Een baby zuigt melk bij de moeder.
Een hond zwemt.
Een kat gebruikt een kattenluikje om naar binnen en naar buiten te gaan.
Een kat rent achter een muis aan.
Een meisje speelt gitaar.
Een papegaai zegt "hallo".
Slide 19 - Sleepvraag
Een kat komt altijd op zijn pootjes terecht... Hoe heet zo'n reactie met een moeilijk woord?
Slide 20 - Open vraag
Welk gedrag zorgt voor bescherming tegen gevaarlijke situaties?
A
Inprenten
B
Inzicht
C
Reflexen
D
Intelligentie
Slide 21 - Quizvraag
Het signaal van deze hond is een
A
beweging
B
kleur
C
geluid
D
geur
Slide 22 - Quizvraag
De paringsdans van zwanen. Welke signalen gebruiken ze?
A
geur
B
kleur
C
geluiden
D
bewegingen
Slide 23 - Quizvraag
Wat roepen overdreven signalen op?
A
Woede
B
Angst
C
Zorg gedrag
D
Imitatie gedrag
Slide 24 - Quizvraag
De linkerhond is
A
dominant
B
onderdanig
C
de baas in de groep
D
bovenin de rangorde
Slide 25 - Quizvraag
Bas heeft zijn 4 kippen geobserveerd om te kijken wie elkaar pikt. Zijn resultaten: - kip 1 pikt kip 4 - kip 2 pikt kippen 1, 3 en 4 - kip 3 pikt kip 1 en 4 - kip 4 pikt niemand
Wat is de rangorde in deze groep?
A
kip 2 staat boven aan de rangorde, kip 4 onderaan
B
kip 4 staat boven aan de rangorde, kip 2 onderaan
C
de volgorde in rangorde is
kip 3, 4, 2 en als laatste 1
D
de volgorde in rangorde is
kip 2, 4,3 en als laatste 1
Slide 26 - Quizvraag
Wanneer gaat samenwerken het best?
A
Als er afspraken zijn
B
Als er een duidelijke taakverdeling is
C
Als de dieren bij dezelfde familie horen
D
Als dieren honger hebben
Slide 27 - Quizvraag
Waarom werken dieren samen?
A
Dat vinden ze gezellig
B
Dat zijn ze gewend
C
Zo kunnen ze beter overleven
D
Anders voelen ze zich alleen
Slide 28 - Quizvraag
Hoe heet een dier dat de baas is?
A
Dominant
B
Onderdanig
Slide 29 - Quizvraag
Wat is de functie van dreigen?
A
Zo laat je weten dat je wilt vechten
B
Zo bepaal je wie de sterkste is, zonder te vechten