Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
1V - bijvoeglijk naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
H2 - grammatica woordsoorten
timer
1:00
1 / 16
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
In deze les zitten
16 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Bijvoeglijk naamwoord
H2 - grammatica woordsoorten
timer
1:00
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we vandaag doen?
1. Uitleg paragraaf 4
: BN
2. Aan de slag.
3. Controle lesdoelen
Slide 2 - Tekstslide
Rijtje 1
Rijtje 2
Gouden
Bijzondere
Kartonnen
Stoute
Grandioze
Houten
Mooie
Plastic
Rode
Metalen
Slide 3 - Sleepvraag
Lesdoel
- Aan het einde van de les ken je het verschil tussen een bijvoeglijk naamwoord en een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.
- Aan het einde van de les kun je het bijvoeglijk naamwoord vinden in de zin.
Slide 4 - Tekstslide
Bijvoeglijk naamwoord
- vertelt iets over een zelfstandig naamwoord
- Kan voor of achter het znw staan.
Een
stoere
filmster
Het doosje is
blauw
.
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
- zegt van welke stof iets (znw) gemaakt is.
Een
gouden
horloge
De
plastic
tas
Slide 5 - Tekstslide
Bijvoeglijk naamwoord
- kan een korte vorm (zonder -e) of lange vorm hebben (met een -e)
knap - knappe
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
- heeft maar één vorm en eindigt meestal op -en
koperen, houten
- maar niet altijd!
aluminium, plastic
Slide 6 - Tekstslide
Bijvoeglijk naamwoord
- kan gemaakt zijn van een werkwoord.
De
gebroken
kom
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
- kan niet gemaakt zijn van een werkwoord.
Het
aluminium
tennisracket
Slide 7 - Tekstslide
Aan de slag
Je maakt opdracht 1 t/m 3 (blz. 210)
Samenwerken mag, maar
zachtjes
overleggen
15 minuten
Klaar?
Lees verder in je leesboek
timer
1:00
Slide 8 - Tekstslide
Controle lesdoelen
Ik kan een bijvoeglijk naamwoord vinden in een zin.
Ik ken de verschillen tussen een stoffelijk en een gewoon bijvoeglijk naamwoord.
Slide 9 - Tekstslide
Vul in:
het .... meisje (aardig)
Slide 10 - Open vraag
Bij een het-woord waar 'het' voor staat gebruik je de:
A
korte vorm
B
lange vorm
Slide 11 - Quizvraag
Bij een het-woord waar 'een' voor staat gebruik je de:
A
korte vorm
B
lange vorm
Slide 12 - Quizvraag
Vul in:
de .... basketballer (lang)
Slide 13 - Open vraag
Bij een de-woord gebruik je altijd de:
A
korte vorm
B
lange vorm
Slide 14 - Quizvraag
Gebakken broden
A
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een werkwoord
Slide 15 - Quizvraag
linnen broeken
A
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een werkwoord
Slide 16 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
1V - bijvoeglijk naamwoord
November 2022
- Les met
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
1V - bijvoeglijk naamwoord
Mei 2023
- Les met
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
1V - bijvoeglijk naamwoord
Oktober 2022
- Les met
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
§4 Bijvoeglijk naamwoord
December 2022
- Les met
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
1V - bijvoeglijk naamwoord
December 2022
- Les met
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
2.8 grammatica woordsoorten HA1 bijvoeglijk naamwoord
November 2022
- Les met
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
4.7 grammatica: bijvoeglijk naamwoord
September 2023
- Les met
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
1 & 2 havo- bijvoeglijk naamwoord
December 2021
- Les met
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1