bespreking 2017-I tekst 1

bespreking
tekst 1 havo-examen 2017-I
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

bespreking
tekst 1 havo-examen 2017-I

Slide 1 - Tekstslide

vraag 1
- 'mogelijk bezwaar', dus niet concreet genoemd;
- auteur aan het einde van de alinea kritisch over dierensentiment;
- begin alinea: soort verdediging dat hij niets tegen dieren heeft (= ontkrachten).
Antwoord: Zij ontkracht het bezwaar dat ze geen hart voor dieren zou hebben.
'Zou' is noodzakelijk, want anders wordt het een vaststelling.

Slide 2 - Tekstslide

vraag 2
- bepalen waar deel 1 eindigt en deel 2 begint;
- beide delen dus goed afbakenen;
- deel 1: bespreking verschillende kranten.
Antwoord: alinea 7, want daar begint de verklaring (r 91 e.v.: de media weerspiegelen de tijdgeest).

Slide 3 - Tekstslide

vraag 3
- bepalen waar deel 2 eindigt en deel 3 begint;
- beide delen dus goed afbakenen;
- deel 2: verklaring.
Antwoord: alinea 15 ('opvallend aan de wijze waarop ...'). De eenzijdigheid is 'Dieren zijn per definitie goed, mensen per definitie slecht'. (r 229-231)

Slide 4 - Tekstslide

vraag 4
- 'eigen woorden', 'centrale standpunt', 'alinea 1', max. 20 woorden; volledige zinnen;
- onderwerp 'dierensentiment' moet in het antwoord staan;
- standpunt staat in de laatste twee zinnen van alinea 1.
Antwoord: De schrijfster heeft weinig waardering voor het huidige dierensentiment (in de media). (9-12 woorden)

Slide 5 - Tekstslide

vraag 5
- alinea's 2 tot en met 6; standpunt + argumentatie;
- max. 30 woorden; volledige zinnen;
- 'tegenwoordig' = belangrijk woord ( zie r 25 en 30);
- standpunt staat in laatste zin alinea 2;
- argumenten moeten gaan over 'alle dagbladen' en  
    'dierenjournalistiek';
- alinea 3/4 noemt Trouw, 4/5 noemt de Volkskrant, 6 noemt NRC Handelsblad.

Slide 6 - Tekstslide

vraag 5 voorbeelduitwerking
Tegenwoordig bedrijven alle dagbladen (een te serieuze vorm van) dierenjournalistiek, want zelfs Trouw, de Volkskrant en NRC Handelsblad publiceren bijna dagelijks dierennieuws. (17-22 woorden)
('Media' in plaats van 'dagbladen' is niet correct, want de voorbeelden gaan alleen over kranten).

Slide 7 - Tekstslide

vraag 6
- het gaat om de dierenbeschermers: wat doen die fout?
- zie r 61/62.
Antwoord is dus A.

Slide 8 - Tekstslide

vraag 7
- 'volgens dit nieuwe dogma': dit verwijst naar het voorgaande; 
- dogma = opvatting; gradueel = geleidelijk;
- max. 20 woorden; eigen woorden, dus geen citaat; volledige zinnen.
Antwoord: Met dit nieuwe dogma wordt bedoeld dat de mens niet meer waard is dan een dier / dat de mens ook maar een dier is. (16 / 14 woorden)

Slide 9 - Tekstslide

vraag 8
- alinea 8 t/m 11; woord citeren;
- oordeel over de opvatting;
- gezien de titel is de schrijfster het hier vast niet mee eens;
- uitwerking in al. 8-11 leidt tot 'dierenrechten' (al. 10);
- oordeel schrijfster hierover in 1e zin al. 11.
Antwoord: 'malligheid' (r 137)

Slide 10 - Tekstslide

vraag 9
- parafrase vraag: 'Waarom is het brengen van dierennieuws merkwaardig?'
- max. 25 woorden; volledige zinnen;
- gebruik alinea 11;
- na r 138-140 'immers'; echter er volgt een vergelijking als argument, dus zoeken naar de algemeenheid;
- algemeenheid volgt na 'ofwel' (r 146); dit zegt iets over wat nieuws is en nog niet over het 'waarom' uit de vraag; dit volgt in de zin erna (r 148/149).
Antwoord: In het dierenrijk gebeurt zelden iets ongewoons en alleen het ongewone is nieuwswaardig.

Slide 11 - Tekstslide

vraag 10
- Wat is de overeenkomstige functie van alinea 9, 10 en 11 samen ten opzichte van alinea 8?
- In alinea 8 staat een opvatting centraal (r 96-99).
- In alinea 9 staat een gevolg: 'Niet vreemd dat ... proppen.'
- In alinea 10 staat ook een gevolg: 'Geen wonder ... Grondwet.'
- In alinea 11 staan de gevolgen voor de journalistiek.
Antwoord: gevolg.

Slide 12 - Tekstslide

vraag 11
- citeer tekstfragment, dus niet beslist een woord of een zin;
- 'neem de ...' signaleert voorbeeld; het is waarschijnlijk dat de antecedent in de zin daarvoor staat;
- zin ervoor: 'Dat nu .... gedachte.'; dat verwijst naar voorgaande = 'Waarom zou ... in ze zijn?'
Antwoord: 'Waarom zou ... achterhaalde gedachte.' (r 158-162)

Slide 13 - Tekstslide

vraag 12
- alinea 13 ontwikkeling in denken over de natuur;
- formuleren, eigen woorden, max. 25 woorden, volledige zinnen;
- vroeger en nu;
- nu: de schuld belandt uiteindelijk bij de mens (r 182/183);
- vroeger: de natuur kon wreed zijn (r 184-186);
- 'vroeger' en 'nu' in het antwoord.
Voorbeeldantwoord: Vroeger besefte men dat de natuur wreed kan zijn, nu krijgt de mens de schuld. (15 woorden)

Slide 14 - Tekstslide

vraag 13
- 'tekenend' = kenmerkend;
- eigen woorden; max. 20 woorden; volledige zinnen;
- reactie in r 198-207; 'noch' = ook niet;
- Waarvoor is de reactie tekenend? Voor de houding tegenover dieren, dus voor het dierensentiment;
Antwoord: Het geeft aan dat zelfs de minister meegaat in het dierensentiment. (11 woorden)

Slide 15 - Tekstslide

vraag 14
- Waarom is de berichtgeving over de bultrug geen echt nieuwsfeit?
- uit alinea 11, eigen woorden, max. 25 woorden, volledige zinnen;
- Wat is een echt nieuwsfeit?: zie r 146/147: het ongewone, niet het doodnormale;
- Is het sterven van een bultrug ongewoon? Nee;
Voorbeeldantwoord: De berichtgeving over de bultrug is geen echt nieuwsfeit, omdat een stervende bultrug niet ongewoon is en journalisten horen alleen over het ongewone te schrijven. (25 woorden; overigens hoef je herhaling van de vraag ('de berichtgeving ... echt nieuwsfeit') niet mee te tellen, dus 16 woorden)

Slide 16 - Tekstslide

vraag 15
- 2 voorbeelden = argumenten bij het standpunt;
- onthaal = ontvangst/reacties, dus in antwoord;
- voorbeeld 1 over Bas Haring (al. 16 en 17);
- voorbeeld 2 over de schrijfster zelf (al.18).
Antwoord: De reacties op het boek van Bas Haring en de reacties die de schrijfster zelf kreeg, op haar artikelen over dierenliefde.

Slide 17 - Tekstslide

vraag 16
- waarom wordt dit onderzoek aangehaald? (zie inleidende zin van de antwoordmogelijkheden);
- wat blijkt uit het onderzoek?: proefpersonen voelden meer empathie met mishandelde dieren dan met mishandelde mensen (r 295-298) + 'Dit is ... kan leiden' (r 306-308)
Niet A: juist alleen bij sentiment over dier.
Niet B: onderzoek gaat niet over de media.
Niet C: niet bevestigen, want het beeld is juist nieuw.
Antwoord: D

Slide 18 - Tekstslide

vraag 17
- argument uit de tekst; max. 15 woorden; volledige zinnen;
- r 15: 'bevalt me matig'; r 309: 'matig aan bevalt';
- r 309/310: 'om de reden dat' = argument.
Antwoord: Het dierensentiment verwijst mensen naar het tweede plan. (8 woorden)

Slide 19 - Tekstslide

vraag 18
- 'onderliggende hoofdvraag', dus niet letterlijk in de tekst;
- de schrijfster vindt dat er te veel dierensentiment is in de media (zie alinea 1);
Niet A: het gaat niet over de manier van verwijderen.
Niet B: dit is slechts een deelvraag.
Niet D: deze vraag wordt niet behandeld.
Antwoord: C: alinea 20 geeft antwoord op deze vraag.

Slide 20 - Tekstslide

vraag 19
Antwoord: D.
Zoals voorbeelden van kranten, van de potvis, van de reacties op publicaties.

Slide 21 - Tekstslide

vraag 20
- hoofdgedachte; 'het best';
Antwoord: A: zie alinea 20 (argwaan = achterdocht, tweede plan = minder belangrijk).
Niet B: schuldgevoel niet het belangrijkst, het gaat om de opvatting dat mensen minder waard zijn dan dieren.
Niet C: niet evenveel maar minder waard.
Niet D: geen gehoor voor kritiek hierop is niet aan de orde.

Slide 22 - Tekstslide