Cursus 10 - Eindexamen - deel 1

Cursus 10 Eindexamen
§3 Argumenteren
Leerdoelen: - Ik kan een betoog analyseren
- Ik kan een betoog beoordelen

Lesplan: - Bespreken opdr. 1 t/m 5
- Maken opdr. 6 t/m 20
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Cursus 10 Eindexamen
§3 Argumenteren
Leerdoelen: - Ik kan een betoog analyseren
- Ik kan een betoog beoordelen

Lesplan: - Bespreken opdr. 1 t/m 5
- Maken opdr. 6 t/m 20

Slide 1 - Tekstslide

Tegen het dierensentiment
Tekstopbouw:
Inleiding en hoofdgedachte: 1-2
voorbeelden: 3-4-5-6
verklaring: 7-8-9-10-11
toelichting/ voorbeeld: 12-13-14-15
tegenstelling en voorbeelden: 16-17-18
slot en hoofdgedachte (met voorbeeld): 19-20


Slide 2 - Tekstslide

1. Het centrale standpunt van de tekst
in alinea 1 is:
A
De schrijver vindt dat dieren netjes behandeld moeten worden.
B
De schrijver heeft weinig waardering voor het huidige dierensentiment (in de media).
C
De schrijver vindt dat de wetgeving beter kan.
D
De schrijver vindt het slecht dat er sentiment voor dieren is.

Slide 3 - Quizvraag

Extra. Welk mogelijk bezwaar
wordt er ontkracht? (alinea 1)
Het bezwaar ....
A
dat ze geen vlees eet
B
dat ze geen dierenvriend zou zijn
C
dat ze de wetgeving niet goed vindt

Slide 4 - Quizvraag

Extra. Verklaring media-aandacht
voor het dierensentiment
begint bij alinea ...
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 5 - Quizvraag

Extra. Eenzijdige benadering
van het dierennieuws
begint bij alinea ...
A
12
B
13
C
14
D
15

Slide 6 - Quizvraag

2. Het standpunt in alinea 2 t/m 6 is:
A
Bij de Volkskrant besteden ze te veel aandacht aan dierenberichten
B
Het NRC Handelsblad heeft een tobberige toon.
C
Trouw heeft heeft wel opbeurende berichten over dierennieuws.
D
Tegenwoordig bedrijven alle dagbladen een te serieuze vorm van dierenjournalistiek.

Slide 7 - Quizvraag

2. Het argument in alinea 2 t/m 6 is:
A
Zelfs Trouw, de Volkskrant en NRC Handelsblad beoefenen inmiddels dierenjournalistiek.
B
De Volkskrant benadrukt de tobberige kant van het thema dierennieuws.
C
Stoppen met het korenwolfproject zou onverantwoord zijn.
D
De overheid wil niet alle bedreigde diersoorten ten koste van alles redden.

Slide 8 - Quizvraag

3. Het nieuwsbericht over de bultrug
is een argument
bij het standpunt:
A
'Waarom zou ... ze zijn?'(r. 158-161)
B
'Dat blijkt ... achterhaalde gedachte.'(r. 161-162)
C
'Waarom zou ... achterhaalde gedachte.' (r. 158-162)

Slide 9 - Quizvraag

Extra. Vroeger besefte men
A
dat de natuur wreed kan zijn.
B
dat de natuur onsympathieke trekjes heeft.
C
dat de mens de schuld heeft.
D
dat de mens verantwoordelijk is.

Slide 10 - Quizvraag

Extra. Nu denkt men
A
dat Moeder Natuur nu eenmaal wrede trekjes heeft.
B
dat de mens de schuld moet krijgen van de wreedheid van de natuur.
C
dat de mens verantwoordelijk is voor de natuur.
D
dat er een protocol voor de overheid moet komen.

Slide 11 - Quizvraag

4. 'Wie daarentegen in dit eensgezinde koor een dissident geluid laat horen, wacht een heel ander onthaal.'(r.235-238)
Welke 2 voorbeelden worden opgevoerd bij dit standpunt?
A
Het boek 'plastic panda's van Bas Haring + stukken van dierenvrienden op opiniepagina's
B
Het boek 'plastic panda's van Bas Haring + reacties op columns over dierenliefde
C
reacties op het boek van Bas Haring + reacties op columns over dierenliefde
D
reacties op het boek van Bas Haring + het gemis van ironie bij dierenvrienden

Slide 12 - Quizvraag

5. 'Het sentiment dat dit land de laatste jaren echter tentoonspreidt voor alles wat vleugels, pels, poten of staart bezit, bevalt me heel matig. Nog minder bevalt me dat 'wij van de media' daar zo klakkeloos in meegaan'(r.12-17)
Wat is het belangrijkste argument uit de tekst voor deze uitspraken?
A
Het dierensentiment verwijst de mens naar het tweede plan.
B
Het dierensentiment zorgt ervoor dat mensen meer om dieren dan om mensen geven.
C
Het dierensentiment maakt mensen minder waardevol.
D
Het dierensentiment zorgt ervoor dat dieren belangrijker worden dan mensen.

Slide 13 - Quizvraag

Opdracht 2 t/m 5

Slide 14 - Tekstslide

Maken opdr. 2 t/m 20
vanaf blz. 347

Slide 15 - Tekstslide