a Katadreuffe dreigt zoals vele anderen in de crisisjaren failliet te gaan. Hij denkt dat Dreverhaven hem niet failliet laat gaan omdat Dreverhaven zijn vader is: “Hij had zich geen andere voorstelling gemaakt dan deze dat een vader een zoon ten slotte toch niet deed failleren.” Vader en zoon krijgen een woordenwisseling. Katadreuffe wordt kwaad: “Het is een eeuwige schande wat u me aandoet, geld geven op afzettersvoorwaarden, dan maar failliet gaan”.