4.2 Hoe werkt de arbeidsmarkt?

1. 
Er zijn 30 advocaten die een baan zoeken. 
Er staan 100 vacatures open  bij advocatenbureaus. 

Werkloosheid of hoger loon?
2. 
Er zijn 100 advocaten die een baan zoeken. 
Er staan 30 vacatures open bij advocatenbureaus. 

Werkloosheid of hoger loon? 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1. 
Er zijn 30 advocaten die een baan zoeken. 
Er staan 100 vacatures open  bij advocatenbureaus. 

Werkloosheid of hoger loon?
2. 
Er zijn 100 advocaten die een baan zoeken. 
Er staan 30 vacatures open bij advocatenbureaus. 

Werkloosheid of hoger loon? 

Slide 1 - Tekstslide

H4.2 Hoe werkt de arbeidsmarkt? 

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling vorige les: 

Slide 3 - Tekstslide

Met welk contract heb je GEEN flexibele baan?
A
Oproepcontract/ 0-urencontract
B
Vast contract
C
Uitzendbaan contact
D
Tijdelijk contract

Slide 4 - Quizvraag

Waarover maken werkgevers en werknemers afspraken in de arbeidsvoorwaarden?

Slide 5 - Open vraag

Met welke wetten beschermt de overheid de werknemers?

Slide 6 - Open vraag

Wat houdt een werkgever in van jouw loon en draagt dit af aan de overheid?
(2 antwoorden goed)
A
Belasting
B
Vakantiegeld
C
Overuren
D
Sociale premies

Slide 7 - Quizvraag

Uitleg 4.2 
Je leert in deze paragraaf...
- Wat de arbeidsmarkt is
- Waarom er meer of minder werk kan zijn
- Welke redenen er zijn dat mensen werken 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

De arbeidsmarkt 
De arbeidsmarkt is het geheel van vraag naar arbeid en aanbod van arbeid.

Slide 10 - Tekstslide

Aanbod van arbeid
Vraag naar arbeid

Slide 11 - Tekstslide

De vraag naar arbeid

De vraag naar arbeid komt van de werkgevers.
De vraag naar arbeid bestaat uit alle arbeidsplaatsen bij bedrijven en de overheid die bezet zijn en alle vacatures.

Slide 12 - Tekstslide

Het aanbod van arbeid

Het aanbod van arbeid is hetzelfde als de beroepsbevolking.

Slide 13 - Tekstslide

Beroepsbevolking

Dat is iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werkt of werk zoekt.
De beroepsbevolking bestaat uit de
werkzame beroepsbevolking: alle werknemers en mensen die voor zichzelf werken
werkloze beroepsbevolking: alle mensen die werk zoeken

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

De vraag naar arbeid

De vraag naar arbeid is hetzelfde als werkgelegenheid.
Dit zijn alle arbeidsplaatsen bij bedrijven en de overheid.
De werkgelegenheid verandert steeds.

Slide 16 - Tekstslide

Daling werkgelegenheid

De werkgelegenheid kan afnemen door bijvoorbeeld:
mechanisatie
automatisering

Slide 17 - Tekstslide

Stijging werkgelegenheid

De werkgelegenheid kan toenemen doordat het goed gaat met de economie.
Daardoor kunnen bedrijven meer producten verkopen. De werkgever moet dan meer producten maken en dan zijn er meer werknemers nodig om die te maken.
Als de economie heel hard groeit, kan er een tekort aan arbeidskrachten ontstaan. Dan is er schaarste aan personeel.


Slide 18 - Tekstslide

Werkloosheid

Als op de arbeidsmarkt het aanbod van arbeid groter is dan de vraag naar arbeid, dan is er werkloosheid.

Slide 19 - Tekstslide

Aanbod groter dan de vraag = Werkloosheid
Vraag groter dan aanbod? 
= Hogere lonen

Slide 20 - Tekstslide

Arbeidsmotieven

Arbeidsmotieven zijn redenen om te willen werken. Mensen werken om:
een inkomen te verdienen.
nuttig en zinvol bezig te zijn.
sociale contacten.
regelmaat aan je leven te geven.
je te ontwikkelen doordat je nieuwe dingen leert.
Als je werkloos bent, mis je inkomen en sociale contacten. Sommige mensen gaan daarom vrijwilligerswerk doen.

Slide 21 - Tekstslide

werkloosheid
A
Aanbod arbeid is groter dan de vraag
B
Aanbod van arbeid is kleiner dan de vraag

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de beroepsbevolking?
A
Groep personen tussen 15 en 75
B
Groep personen tussen 15 en 67 die werken of werkloos zijn
C
Alle werkende en niet werkende mensen
D
geen van bovenstaande antwoorden

Slide 23 - Quizvraag

Werkgelegenheid is hetzelfde als
A
de totale vraag naar arbeid
B
het totale aanbod van arbeid
C
arbeidsplaatsen
D
vacatures

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een arbeidsmarkt?
A
Dat zijn alle mensen die werk zoeken.
B
Dat zijn alle mensen die werken of werk zoeken en alle banen en vacatures bij bedrijven.
C
Dat zijn alle mensen die werken.
D
Dat zijn alle mensen die werken of werk zoeken

Slide 25 - Quizvraag

Succes allemaal! 
H4.2 Blz. 110 t/m 113

Wanneer je de vraag niet begrijpt lees het blauwe kader goed door. 

Slide 26 - Tekstslide