Vervoeg de werkwoorden en schrijf ze in je schrift. Kies de tt als de tijd niet duidelijk uit de zin blijkt.
genieten Gerard en Wesley _____________ van de buitenlucht.
bouwen Edwin _____________ gisteren een kasteel met blokken.
ontmoeten Afgelopen zondag _____________ Vera en Tim de pastoor.
tekenen Fiona _____________ graag een prinses met heel lang haar.
reizen Toen _____________ Ron naar Amerika.
zenden _____________ jij die brief voor mij weg?
belonen Ik ben door de juf _____________.