1. zoek het wwg
2. zoek het ond. (wie of wat + wwg)
3. zoek het lv (wie of wat + wwg + ond)
Zit er een lv in, dan kijk je ook of er een mv inzit met de vraag
aan wie/ voor wie + wwg + ond + lv?
voorbeeld:
Tom geeft Jeroen een duw.
wwg: geeft lv: duw
ond: Tom mv: aan wie geeft Tom een duw? Antwoord: Jeroen = mv