PA directe en indirecte rede

Directe en indirecte rede
Doel: 
  • Je weet het verschil tussen de directe en indirecte rede.
  • Je kunt de directe en indirecte rede correct schrijven. 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Directe en indirecte rede
Doel: 
  • Je weet het verschil tussen de directe en indirecte rede.
  • Je kunt de directe en indirecte rede correct schrijven. 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Directe rede

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is correct?
Directe...
A
Reden
B
Rede

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Betekenis
Rede = het spreken
Reden = een argument

Slide 4 - Tekstslide


het spreken: iem. in de rede vallen iemands woorden onderbreken; (taalkunde) de directe rede woordelijke weergave van iemands woorden (bv.: Ze zei: "Ik kom"); indirecte rede weergave van iemands woorden in een andere vorm (bv.: Ze zei dat ze kwam)
Directe en indirecte rede 
Direct = letterlijk herhalen wat iemand zegt.
Mijn docent zei: "Over elf dagen is het kerst." 


Indirect = vertellen wat iemand gezegd heeft.
Mijn docent zei dat het over elf dagen kerst is. 
Zie je de : "..... "

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




Directe rede
* Citeer (letterlijk) 
* Citaat/ quote
* "Aanhalingstekens"



Indirecte rede
* In je eigen woorden
* GEEN aanhalingstekens
* gebruik het woord 'dat' 
Directe/ Indirecte rede

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf een korte zin in de directe rede.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer directe rede? 
  • Een aangifte schrijf je zoveel mogelijk in de woorden van de aangever. Dat is een soort citaat. 
  • Getuigen- en verdachtenverklaringen probeer je zo letterlijk mogelijk op te schrijven. Dat zijn ook citaten. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regels directe rede:
  • je begint de zin met een hoofdletter;
  • direct voor het citaat zet je een dubbele punt;
  • aanhalingstekens openen;
  • het citaat begint met een hoofdletter;
  • je sluit het citaat en de zin af met hetzelfde leesteken;
  • aanhalingstekens sluiten (ELDA).
De docent zei: "Je schrijft letterlijk op wat een ander zegt."

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is juist?
A
"Hij zei: ik hoorde dat ze tegen me schreeuwde."
B
Hij zei: 'Ik hoorde dat ze tegen me schreeuwde'.
C
Hij zei: "Ik hoorde dat ze tegen me schreeuwde".
D
Hij zei: "Ik hoorde dat ze tegen me schreeuwde."

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de zin om naar de directe rede.
Het kind zei dat ze rook dat er een brandlucht hing.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de zin om naar de directe rede.
De getuige vertelde dat zij had geproefd dat er bloed in haar mond zat.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Indirecte rede
  • Als er niet precies staat wat iemand heeft gezegd, dan heet dat de indirecte rede.
  • Bij de indirecte rede gebruik je geen aanhalingstekens.
De docent zei dat het derde kwartiel begonnen was. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer indirecte rede? 
  • In een proces-verbaal van bevindingen wil je niet citeren maar de indirecte rede gebruiken. 
  • Waarom? 
  • Degene die je citeert, zet zijn of haar handtekening er niet onder, dus kan niet zeggen of het correct is. 
  • Je onthoudt waarschijnlijk niet letterlijk wat iemand op straat zegt. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer indirecte rede? 
  • Vaak gebruik je de indirecte rede in een pv bevindingen om te vertellen wat een getuige of slachtoffer heeft meegemaakt.
  • Voorbeeld: 
  • Ik hoorde dat de vrouw vertelde dat zij had gezien dat de verdachte van het dak sprong. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welke tijd staan de werkwoorden 'hoorde' en 'vertelde'?
Ik hoorde dat de vrouw vertelde dat zij had gezien dat de verdachte van het dak sprong.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke tijd staan de werkwoorden 'had gezien'?
Ik hoorde dat de vrouw vertelde dat zij had gezien dat de verdachte van het dak sprong.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitzonderingen
  • als iemand iets zegt dat strafverzwarend werkt;
  • jou of iemand anders bedreigt;
  • jou beledigt.
In die gevallen citeer je wel. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is juist?
A
Ik zag dat twee mannen naar de pinautomaat liepen.
B
"Ik zag dat twee mannen naar de pinautomaat liepen."
C
Ik zag: dat twee mannen naar de pinautomaat liepen.
D
Ik zag: "Dat twee mannen naar de pinautomaat liepen."

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de zin om naar de indirecte rede.
De getuige verklaarde: "Ik voelde dat de vuist mij raakte."

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de zin om naar de indirecte rede.
Zij zei: "Ik zag dat hij boos keek."

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Directe en indirecte reden
Doel bereikt? 
Meer informatie vind je op: 
https://onzetaal.nl/ 


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Link

Deze slide heeft geen instructies