Hoofdstuk 2.5

Hoofdstuk 2.5 rekenen met massa behoud
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2.5 rekenen met massa behoud

Slide 1 - Tekstslide

wat gaan we doen vandaag?
- Wet van massa behoud--> rekenen met verhoudingen en reactievergelijkingen 
- Oefenen
- Toetsbespreken 

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van de les kun je 
Reactievergelijkingen kloppend maken (kun je al)

Molecuul massa's berekenen met het periodiek systeem

Rekenen met de massa verhouding 

Slide 3 - Tekstslide

Waarom maken we reactievergelijkingen kloppend?

Slide 4 - Tekstslide

Waarom maken we reactievergelijkingen kloppend?
aantal atomen links = aantal atomen rechts

Die atomen hebben een massa 
Dus
massa links = massa rechts 
= wet van massa behoud

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Massa van atomen
Zijn uitgedrukt in de eenheid u

1 u gelijk aan 1,66 × 10-27 kg (hoef je niet te weten)

Kan je vinden helemaal achter in je boek (238)
(hoef je dus niet uit je hoofd te leren)

Slide 7 - Tekstslide

Massa van atomen
.

CH4 = 1 x massa van C + 4 x de massa van H 
CH4 = 1 x 12,0 + ( 4 x 1,0) = 16 

Slide 8 - Tekstslide

Massa van atomen
.

CH4 = 1 x massa van C + 4 x de massa van H 
CH4 = 1 x 12,0 + ( 4 x 1,0) = 16 u  
2 O2 = 2 x ( 2 x massa van O)
= 2 x ( 2 x 16,0) = 64 u

Slide 9 - Tekstslide

Massa van atomen
.

Wat zijn de molecuul massa's van koolstofdioxide en water in deze vergelijking?

Slide 10 - Tekstslide

Massa van atomen
...



Deze waardes heb je nodig om te rekenen met de massa verhouding

Slide 11 - Tekstslide

Massa van atomen
Stel
Stel je verbrandt 5,0 gram methaan, hoeveel gram water komt er vrij?

Je maakt een verhoudingstabel 

Slide 12 - Tekstslide

Rekenen met massa verhouding
Stel
Stel je verbrandt 5,0 gram methaan, hoeveel gram water komt er vrij?

Je maakt een verhoudingstabel 

Slide 13 - Tekstslide

Rekenen met massa verhouding
..





Slide 14 - Tekstslide

Rekenen met massa verhouding
..




(5,0 * 36 )/ 16 =  11,25 gram water 

Slide 15 - Tekstslide

Massa van atomen
Stel
Stel je verbrandt 5,0 gram methaan, hoeveel gram koolstofdioxide komt er vrij?


Slide 16 - Tekstslide

Massa van atomen
Stel
Stel je verbrandt 5,0 gram methaan, hoeveel gram koolstofdioxide komt er vrij?


Slide 17 - Tekstslide

Massa van atomen
Stel
Stel je verbrandt 5,0 gram methaan, hoeveel gram koolstofdioxide komt er vrij?

(5 * 44) / 16 = 13,75 gram 

Slide 18 - Tekstslide

Bereken met behulp van de massa verhouding
Stap 1: reactievergelijking opstellen  + kloppend maken
Stap 2: atoom massa's opzoeken PS en bij elkaar optellen voor de molecuulmassa (houd rekening met de getallen in de reactievergelijking)
Stap 3: Gegeven (aantal gram) en gevraagd (??) opstellen in een verhoudingstabel met de molecuulmassa's uit stap 2 
stap 4: berekenen 

Slide 19 - Tekstslide

Bereken hoeveel gram er ontstaat
1. Ik ga 45 gram water ontleden, hoeveel gram zuurstof ontstaat er?
2. Ik ga 15 gram natriumchloride (NaCl) maken met natrium en chloor. hoeveel gram natrium heb ik nodig?
3. a. Ik ga ammoniak maken met 30 gram stikstof en waterstof. Hoeveel ammoniak ontstaat er?
b. Hoeveel gram waterstof heb ik hiervoor nodig?
c. Ik heb 6,0 gram waterstof gebruikt. Hoeveel is er in overmaat? (dus hoeveel waterstof is er te veel) 

Slide 20 - Tekstslide

Bereken hoeveel gram er ontstaat
2. Ik ga 15 gram natriumchloride (NaCl) maken met natrium en chloor. hoeveel gram natrium heb ik nodig?


Slide 21 - Tekstslide

Bereken hoeveel gram er ontstaat
3. a. Ik ga ammoniak maken met 30 gram stikstof en waterstof. Hoeveel ammoniak ontstaat er?




b. Hoeveel gram waterstof heb ik hiervoor nodig?
c. Ik heb 6,0 gram waterstof gebruikt. Hoeveel is er in overmaat? (dus hoeveel waterstof is er te veel) 

Slide 22 - Tekstslide

Over- en ondermaat
Je kan berekenen hoeveel je van een beginstof nodig hebt
voor een X hoeveelheid product

Soms heb je te veel beginstof toegevoegd = overmaat

Soms heb je een beginstof te weinig toegevoegd = ondermaat

Slide 23 - Tekstslide

Over- en ondermaat
In de praktijk heb je zelden dat je precies de hoeveelheid stof toevoegt die je nodig hebt

In de praktijk: altijd 1 beginstof in overmaat en 1 in ondermaat

Slide 24 - Tekstslide

Waarom is een overmaat zonde?

Slide 25 - Tekstslide

Waarom is een overmaat zonde?
.
Kan niet altijd gerecycled worden

Wordt weggegooid 

Slide 26 - Tekstslide

Houdt rekening met de eenheden
Soms kg soms g of mg

Je mag het niet met L, kL, mL etc doen. Dan gebruik je de dichtheid om het volume eerst naar massa om te rekenen 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Ik ga salmiak (NH4Cl) maken met waterstofchloride (HCl) (9,0 kg) en ammoniak (NH3). 

a. Geef de kloppende reactievergelijking 

b. Hoeveel gram ammoniak heb je nodig voor deze reactie?

c. hoeveel kg salmiak kan er maximaal ontstaan?

d. Ik gebruik 7,5 kilogram ammoniak, hoeveel is er in overmaat?

Slide 29 - Tekstslide

Maken zelf kiezen 2 opdrachten van 2.5 (56-57):
37, 
38 (met verbrandingsreactie theorie), 
41, 
42,
43,

Slide 30 - Tekstslide