Les 4. Argumenteren - Spreken/Gesprekken voeren

Argumenteren
Informatie en meningen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Argumenteren
Informatie en meningen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je weet het verschil tussen objectieve en subjectieve argumentatie.
  • Je weet wat drogredenen zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Argumenteren?

Slide 3 - Woordweb

Filmvraag 1
Je gaat zo een filmpje bekijken. 
Schrijf op een notitieblaadje wat je ziet, gewoon losse termen beschrijven. 
Alles wat je ziet of ziet gebeuren, schrijf je op. 
Het is de beschrijving van de gefilmde situatie. 
Je schrijft alleen je feitelijke waarneming (objectief).

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Wat heb je gezien in het filmpje?

Slide 6 - Open vraag

Geef nu je mening

Slide 7 - Open vraag

Filmvraag 2
Je gaat weer een filmpje bekijken.  
Alles wat je ziet of ziet gebeuren, schrijf je op. 
Het is de beschrijving van de gefilmde situatie. 
Je schrijft alleen je feitelijke waarneming (objectief).

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Wat heb je gezien in het filmpje?

Slide 10 - Open vraag

Geef nu je mening

Slide 11 - Open vraag

Feitelijke argumenten
Een feitelijk argument is waar of onwaar en hoeft niet onderbouwd te worden.
  

Voorbeeld
Ik ga morgen naar de film in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.

Slide 12 - Tekstslide

Waarderende argumenten
Over een waarderend argument kun je van mening verschillen en daarom moet zo’n argument onderbouwd worden.

Voorbeeld
Ik ga morgen naar de film in Luxor, want die bioscoop vind ik veel prettiger.
Met het argument ‘want die bioscoop vind ik veel prettiger’ zal niet iedereen het eens zijn. Argumenten die je daarvoor zou kunnen gebruiken zijn bijvoorbeeld: ‘de stoelen zitten erg prettig’ en ‘op elke stoel heb je goed zicht op het filmdoek’.


Slide 13 - Tekstslide

Weerlegging
Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

Voorbeeld:
Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt,, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft, is er niets aan de hand (weerlegging).

Slide 14 - Tekstslide

De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij. Je kunt er beter niet aan deelnemen.
A
De eerste zin is het argument en het is een mening
B
De tweede zin is het argument en het eerste deel de stelling
C
De eerste zin is het argument en het is een feitelijke uitspraak.
D
De tweede zin is het argument en het is een feitelijke uitspraak.

Slide 15 - Quizvraag

Ik denk dat Mark Rutte de verkiezingen gaat winnen. Hij is immers veruit de beste in de debatten.
A
Het eerste deel is een argument en het is een waarderende uitspraak.
B
De tweede zin is het argument en het is een mening.
C
De eerste zin is het argument en het is een feitelijke uitspraak.
D
De tweede zin is het argument en het is een feitelijke uitspraak.

Slide 16 - Quizvraag

De smartphone is onmisbaar. Je kan er nu bijna overal geld mee overmaken.
A
Feitelijk argument
B
Waarderend argument

Slide 17 - Quizvraag

Ik vind het verschrikkelijk warm zomers in Nederland, dit komt door het gat in de ozonlaag
A
Feitelijk argument
B
Waarderend argument

Slide 18 - Quizvraag

Utrecht is een prettige stad om in te wonen. Er wonen in Utrecht veel jonge, gezellige mensen.
A
Feitelijk argument
B
Waarderend argument

Slide 19 - Quizvraag

Drogreden

Een drogreden (schijnreden, onjuiste redenatie) is een reden of redenering die niet klopt, maar wel aannemelijk lijkt.


Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Drogredenen
  • Persoonlijke aanval
  • Ontduiken van de bewijslast
  • Vertekenen van het standpunt
  • Bespelen van het publiek/toehoorder 

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Welke drogreden werd door Prem gebruikt?
A
Verkeerde vergelijking
B
Bespelen van publiek
C
Persoonlijke aanval
D
Onjuist beroep op autoriteit

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Video

Welke drogreden gebruikt Gordon, naast de persoonlijke aanval?
A
Bespelen van publiek
B
Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
C
Overhaaste generalisatie
D
Cirkelredenering

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Video

Welke drogreden gebruikt Arjen Lubach hier?
A
Persoonlijke aanval
B
Ontduiken van bewijslast
C
Vertekenen van het standpunt
D
Overhaaste generalisatie

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Video

Welke drogreden gebruikt Johan Derksen hier?
A
Verkeerde vergelijking
B
Vertekenen van het standpunt
C
Persoonlijke aanval
D
Cirkelredenering

Slide 30 - Quizvraag

Opdrachten maken
Bouwstenen 3F 06 Argumenteren Spreken/gesprekken voeren

Slide 31 - Tekstslide