2a1 Grammatica ontleden hfst 1

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Het programma
- Grammatica uitleg (10 minuten)
- Zelfstandig werken (20 minuten)
- Wat weet je nog? (5 minuten)
- Toets Over Taal bekijken (10 minuten)

Slide 2 - Tekstslide

Doel van de les
Je leert over waarom een taal grammatica nodig heeft.
Je ontdekt wat je nog weet van grammatica.

Slide 3 - Tekstslide

Grammatica
Elk volk heeft een taal: 6000 talen op de wereld!
Elke taal heeft woorden, maar er is meer nodig voor communicatie, alleen woorden zijn niet genoeg.

tafel – ik – bord – spaghetti – at – snel – eenmaal – aan – het – leeg

Eenmaal aan tafel at ik het bord spaghetti snel leeg.

Slide 4 - Tekstslide

Grammatica
Grammatica gaat over twee dingen:

1. Woordsoorten: wat is de functie van een woord en wat kan je er allemaal mee.

2. Zinsdelen: wat is de functie van een woordgroep en hoe staat deze in een zin.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Vaste volgorde van ontleden
1. PV
2. Strepen zetten
3. WWG of NWG
4. OW
5. LV
6. MV
7. Bijw.bep.

Slide 7 - Tekstslide

Zinsdelen
Een zin | bestaat | uit zinsdelen.


Alles wat voor de persoonsvorm staat of kan staan is 1 zinsdeel.

Slide 8 - Tekstslide

De pv (persoonsvorm)

Altijd een werkwoord!

Komt meestal vooraan te staan in een vraagzin. MAAR................





Slide 9 - Tekstslide

Let op!
Waar ga jij naar toe?
Wat doe jij daar?
Waarom ben jij niet op school? 

De vraagzin werkt niet altijd... 
Gebruik daarom liever: De tijdsproef of de getalsproef

Slide 10 - Tekstslide

werkwoordelijk gezegde 
Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde?

persoonsvorm+ alle werkwoorden in de zin

Slide 11 - Tekstslide

onderwerp 
Welke vraag stel je om het onderwerp te vinden?

Wie/wat + werkwoordelijk gezegde

Slide 12 - Tekstslide

lijdend voorwerp
Welke vraag stel je op het lijdend voorwerp te vinden?

Wat / wie + wwg + o

Slide 13 - Tekstslide

meewerkend voorwerp
Welke vraag stel je om het mv te vinden?

Aan wie / voor wie+ wwg + o + lv

Slide 14 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling
We noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ‘prullenbak’. Alles wat je overhoudt, noem je een bijwoordelijke bepaling.

Slide 15 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling
Let op
Niet in alle zinnen komt een bijwoordelijke bepaling voor, maar een zin kan ook meerdere bijwoordelijke bepalingen bevatten!

Slide 16 - Tekstslide

Welke vraag(en) stel je ook alweer om de bijwoordelijke bepaling te bepalen?
  • waar= bijwoordelijke bepaling van plaats
  • wanneer= bijwoordelijke bepaling van tijd
  • hoe = bijwoordelijke bepaling van reden

Slide 17 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat? Blok 1 opdracht 1 (blz 18)
Hoe? In je schrift, zachtjes overleggen mag
Hulp? Steek je hand op
Tijd? 20 minuten.
Klaar? Lees het gele blok op blz 20, maak opdracht 4.
timer
20:00

Slide 18 - Tekstslide