Les 6: Genetica

Genetica
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Genetica

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen genetica
de studenten;
  • kunnen het verschil tussen lichaamscellen en geslachtscellen beschrijven (begrippen diploïd en haploïd)
  • kunnen de begrippen genotype en fenotype toepassen
  • kennen de begrippen homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief
  • kunnen een monohybride en dihybride kruisingsschema opstellen en de kans op een gewenst fenotype berekenen in procenten.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genetica

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Mens heeft 46 chromosomen

chromosomen: eiwit en dna

4 verschillende onderdelen. volgorde van die onderdelen is het recept voor het maken van een eiwit.

Elk type eiwit heeft zijn eigen taak en zorgt voor 1 erfelijke eigenschap.

 stukje DNA wat zorgt voor 1 erfelijke
eigenschap heet een gen

Slide 5 - Tekstslide

Allelen: verschillende versies van hetzelfde gen (1 van moeder, 1 van vader)


Locus: De vaste plek van het gen op chromosoom

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genotype + fenotype
  • Genotype = Genen, bestaand uit DNA, afkomstig van je ouders samen.
  • Fenotype= Uiterlijk waarneembare kenmerken. Genotype + milieu (omgeving).
     

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genotype of fenotype?

Behaarde begoniabladeren
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Genotype of fenotype?

Bladeren die naar het licht zijn gericht
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Genotype of fenotype?

Blauwe ogen
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Genotype of fenotype?

Krullend haar door "permanent"
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Genotype of fenotype?

Rode bloemen
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Genotype of fenotype?

Litteken dat je tijdens de geboorte hebt gekregen
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Diploïd en haploïd
       Grieks: Haplos = enkel,   di = twee
  • In de celkern van onze lichaamscellen is 
       elk gen 2x aanwezig (ouders) = diploïd

  • Geslachtscellen (zaadcellen en eicellen) hebben maar de helft van het genetisch materiaal  = haploïd

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homozygoot en heterozygoot
Grieks: heteros = anders
                homos = gelijk

Zelfde allelen
= homozygoot

Verschillende allelen
= heterozygoot

Slide 17 - Tekstslide

Info die op het gen staat kan verschillend zijn per chromosoom. 
Dominant en recessief gen
Welk allel bij de nakomeling tot uiting komt, is afhankelijk van hoe het afgelezen wordt. 


Voorbeeld:


B en b

Slide 18 - Tekstslide

Vader heeft bruine ogen
moeder blauwe ogen

jij hebt bruine ogen omdat het allel voor bruine oogkleur dominant is over het allel voor blauwe oogkleur (b)

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Wat: Maak de opdrachten over genetica

Hulp: Reader 

Tijd: 15 minuten

Klaar: Wachten tot gezamenlijk nakijken


timer
15:00

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zwarte haarkleur (A) is dominant over de rode haarkleur (a).
Zwartharige koe is homozygoot, kruist met een homozygote roodharige stier.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Dominant A en recessief a 
bepaal de genotype (hier al gegeven)
noteer de geslachtscellen
stel kruisingsschema op
combineer de allelen

Noteer de percentages van de verschillende genotypes.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Wat: Maak de opdracht over monohybride kruising
in tweetallen

Tijd: 8 minuten

Klaar: Wachten tot gezamenlijk nakijken


timer
8:00

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
4:00
*

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dihybride kruising
  • Kans bepalen op het erven van 2 verschillende eigenschappen.

Bijvoorbeeld, 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

rood en gevlekte koe is 1 op 16
1/16 x 100
Opdracht dihybride kruisingsschema 
Wat: Maak de opdracht over dihybride kruising in tweetallen

Tijd: 15 minuten

Klaar?: Wachten tot bespreken




timer
15:00

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Video

2:23- 9:00

Manier 2: Kruisingsschema
  • 2 monohybride kruissingsschema's maken
  • Uitkomst in percentage als decimaal getal nemen en met elkaar vermenigvuldigen.     Uitkomst x 100= ...%

Voorbeeld: Uitkomst 25% rood, 25% bont
0,25 x 0,25 = 0,0625 x 100 = 6,25 % kans op roodbonte vacht

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jantje is in zomer veel in de zon geweest en zijn huid heeft een bruine kleur gekregen. Verandert zijn fenotype of genotype?
A
Alleen zijn genotype verandert
B
Alleen zijn fenotype verandert
C
Zijn genotype en fenotype blijven onveranderd
D
Zijn genotype en fenotype zijn veranderd

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een eeneiige tweeling is geboren. Ze groeien gezond op en na twee jaar verschillen zij in grootte. Hoe kan dit?
A
Alleen een verschil in erfelijke eigenschappen
B
Alleen door invloeden uit het milieu
C
Door verschil in erfelijke eigenschappen en door invloeden vanuit het milieu
D
Dit kan niet

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een griepprik. Welke vorm van immunisatie is dit?
A
Natuurlijke actieve immunisatie
B
Natuurlijke passieve immunisatie
C
Kunstmatige actieve immunsatie
D
Kunstmatige passieve immunisatie

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk deel van het hart is het bloed voor het eerst zuurstofrijk?
A
Rechterkamer
B
Linkerkamer
C
Rechterboezem
D
Linkerboezem

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk type bloedvaten kan gaswisseling plaatsvinden met de longblaasjes?
A
Aders
B
Slagaders
C
Haarvaten

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de reader op de ELO. Over welk onderwerp zou je nog meer instructie willen?
timer
5:00

Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie maakt de antistoffen?
Jij
Een ander

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
de studenten;
  • kennen het verschil tussen lichaamscellen en geslachtscellen (begrippen diploïd en haploïd)
  • kunnen de begrippen genotype en fenotype toepassen
  • kent de begrippen homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief
  • kunnen een monohybride en dihybride kruisingsschema opstellen en de kans op een gewenst fenotype berekenen in procenten.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies