3k - Hoofdstuk 8 Getallen - Herhaling

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Hoe schrijf je één miljard met cijfers? 





duizend
miljoen
1000000000
1000
1000000
miljard

Slide 4 - Sleepvraag

Hoe schrijf je 36,9 miljoen met alleen cijfers?
A
36,900000
B
3690000
C
369000000
D
36900000

Slide 5 - Quizvraag

Schrijf 32 793 000 000 met het woord miljard. Rond af op 1 decimaal.

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Hoeveel TB is 3000 GB?

Slide 9 - Open vraag

Hoeveel kB is 2,5 TB?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Is dit in de wetenschappelijke notatie?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Is dit in de wetenschappelijke notatie?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quizvraag

Schrijf de uitkomst van het getal in wetenschappelijke notatie.

A
4096 x 1
B
C
D

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Wat is de wetenschappelijke notatie van 0,0023 ?
A
2,3×104
B
2,3×104
C
2,3×103
D
2,3×102

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Emre wandelt en fietst met een snelheid van de gemiddelde Nederlander.

Wat is zijn snelheid?
A
wandelen: 3 km/u fietsen: 20 km/u
B
wandelen: 5 km/u fietsen: 15 km/u
C
wandelen: 5 km/u fietsen 20 km/u
D
wandelen: 10 km/u fietsen: 30 km/u

Slide 22 - Quizvraag

Je rijdt 30 kilometer in een half uur.
Je snelheid is ...
A
30 km/uur
B
60 km/uur
C
30 m/s
D
60 m/s

Slide 23 - Quizvraag

Een fietser rijdt met een snelheid van 7 m/s.

Wat is de snelheid in km/u?
A
25,2 km/u
B
22,4 km/u
C
21 km/u
D
19,4 km/u

Slide 24 - Quizvraag

Een auto rijdt met een snelheid van 105 km/u.

Wat is de snelheid in m/s?
A
32,8 m/s
B
378 m/s
C
29,2 m/s
D
35 m/s

Slide 25 - Quizvraag

Je snelheid is 3,5 m/s en legt een afstand af van 1225 meter.

Hoe lang doe je over deze afstand?
A
3,5 x 1225 = 4287,5 seconden
B
1225 : 3,5 = 350 seconden

Slide 26 - Quizvraag

Henk fietst 40 kilometer in 2,5 uur.

Wat was zijn gemiddelde snelheid?
A
16 km/h
B
20 km/h
C
18 km/h
D
14 km/h

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

De verhouding van 3 en 9 is ...
A
9
B
1:3
C
1:2
D
1/3

Slide 30 - Quizvraag

Welk netje sinaasappels is in verhouding goedkoper?
A
Het linkernetje
B
Het rechternetje

Slide 31 - Quizvraag